vrijdag 27 februari 2015

De map

Er komt een berichtje binnen van Ernesto, of ik nog 'moestuintjes' over heb van de AH.....
Ik zit in het raamkozijn van ons huis, te kijken naar hoe het huis er nu uit ziet (chaos, maar mooie muren!!!!!,), net op tijd kijk ik uit het raam en kan net voorkomen dat iemand uit een busje mijn bagage meeneemt, want dochterlief is te laat en ik had mijn spullen al buiten gezet.
Ik schrijf terug dat ik geen moestuintjes meer heb, maar dat ik er wel binnen een half uur aankom met pannen en de map met de financiën.

Dochterlief komt aan, ik neem afscheid van schilder J (aanrader!!!!), neem afscheid van Magdalena, zij gaat op 'trainingsweekend' naar Nijmegen........
Op pad naar Ernesto.......met de map.
Daar aangekomen, zie ik een jongeman op de bank zitten die zichzelf netjes voorstelt...en ook snel weer weggaat.
Ik geef Ernesto een cadeau, 2 boeken, over Steven Jobs en Neslon Mandela. Mooie voorbeelden!

Ik leg de map neer en vraag of ik advies mag geven. Geen lang gesprek, want zelf zit ik min of meer op hete kolen, Michel wacht op mij, we gaan een weekendje op pad. Ernesto wil ook op pad, zijn computer is op het postkantoor bezorgd en hij moet nog iets halen en vraagt of ik een half uurtje heb......ik zeg Dat dat vandaag niet gaat lukken.
Hij ziet er knap uit, mijn zoon. Haar mooi in de gel, schone kleding. Mooie man!!!!!!

Ik mag advies geven. Dus ik zeg dat 'schuldsanering' het beste is. Onafhankelijke hulp. En na 3 jaar eraf.
Hij zou, als hij straks zijn pc had, gaan kijken. Reactie was niet negatief. Natuurlijk stond hij niet te trappelen van enthousiasme.........maar het was kort en krachtig, maar wel goed.....

Nu weekend vieren!!

donderdag 26 februari 2015

Goed nieuws!

'Wel goed nieuws

Nog een maandje bij anwb Spaanse relaties bellen

Met kans op verlenging bij resultaat

Over 2 weken beginnen'


                   'Gefeliciteerd! Tof! 💪👍👍👍'



http://www.denhaag.nl


Schuldsanering:

hoe gaan we het gesprek aan zodat Ernesto de stappen gaat zetten?????

Inzicht



Inzicht van vandaag:

Hoe komt het dat ik het ZO LASTIG vind om 'nee' te zeggen en/of een wijze boodschap te geven waarmee ik ze (tijdelijk) verdriet doe?

Ik denk dat het komt omdat ik ze ZELF de boodschap gegeven heb, dat hun vader overleden was. Ik heb gezien wat dit voor waanzinnige pijn deed en hoe dit hen raakte.

Het lijkt wel alsof deze ervaring mij nog steeds verdriet doet, waardoor ik bij hen verdriet wil besparen.....



woensdag 25 februari 2015

OMG

"Beste Michel,

Full Sise deurwaarder belde me op om Ernesto te dagvaarden !!
Ik veb het erg lang kunnen rekken !!
Ook omdat hij geen vast woonadres had !!
Of stond ingeschreven ,
Echter nu 2 jaar verder
Gaan we toch verder misschien lukt het jouw nog om een regeling te maken !
Sorry dat ik jouw er nee lastig val
Ps Ernesto weet nog nergens van
Gr J.
Ps
Stuur je nr van dhr S. echter probeer hem erbuiten te laten kost Ernesto veel geld !!
Ik weet ook op moment bedrag niet !!
Maar geloof dat het flink oploopt !!!!" 


Bovenstaand bericht krijg ik binnen op mijn mobiel, van Michel. Geen persoonlijke noot, geen opmerking. Ik vraag "is dit alles?" Hij schrijft 'Wat bedoel je?'

Ik schrik van zo'n bericht. In de laatste opsomming van de schulden heb ik geen bedrag staan voor die huurachterstand van Ernesto. Misschien heel naief, maar ik had al heel lang niks meer gehoord.
Dit bevestigt dat Ernesto het allerbeste zijn stoute schoenen kan aandoen en stappen kan en moet zetten naar de schuldsanering.
In het verleden heeft Michel, op mijn verzoek, contact opgenomen met J., voormalig baas van het werk, en tevens huiseigenaar van Ernesto. Het was niet meer mogelijk dat die twee samen contact hadden, beiden voelden ze zich 'niet gehoord' door de ander.
Ik trek de conclusie (auwwwwww, mag eigenlijk niet, een aanname doen) dat Michel geen zin heeft om te bellen en/of zich erme ete bemoeien, want anders had hij er wel iets bij geschreven.....

"Met mijn vraag of dit alles is, bedoel ik of dit alles is in de communicatie?

Je weet hoe eea mij raakt en je stuurt t 'sec' door. Zonder vraag wat je zou kunnen doen, of ik dat zou willen.
Ik snap dat  je het druk hebt.....En aan het werk bent, maar ik had een persoonlijke opmerking en/of een aanbod die man te bellen, wel heel erg op prijs gesteld.

Hoeft nu niet meer, ik doe het zelf wel."



Of ik ga bellen, is nog maar de vraag. Ik wil het volgens het boekje doen. De map geven aan Ernesto. De boodschap van J. en bespreken wat hij wil gaan doen, de mogelijkheden op tafel leggen....vluchten naar het buitenland, of de problemen aanpakken? En dan vargen hoe ik hem daarbij kan helpen.

Het bedenken van dit stappenplan, zorgt ervoor dat ik al meer 'actiegevoel' krijg. Ofwel......het is raar en moeilijk om in woorden uit te leggen.
Enerzijds is het 'makkelijk', ik KAN al die schulden samen simpelweg niet betalen en ik WEET dat hij daar niks van leert EN ik VOEL dat ik mijn zuurverdiende geld, bij elkaar gesprokkeld door keihard te werken, NIET! aan zijn schuldeisers wil afgeven. Nu niet, nooit niet!

Nee, ik ga zometeen naar Ikea.... een leuke lamp kopen voor de nieuwe woonkamer van Magdalena en kijken voor een nieuw tv meubel voor de woonkamer.......

Voor vanavond staat er iets extra's op mijn agenda: hoe en waar zit de schuldsanering? NIET om het op te lossen, maar wel om een gesprekspartner te kunnen zijn.....

O, er komt een bericht binnen van Michel....

"Je hoeft niets zelf te doen. Samen denken hoe hier mee om te gaan. Geena ctie ondernemen, zal de zaak geen goed doen. Xx" 

Ik snap even niet wat hij bedoelt met 'geen actie ondernemen, zal d ezaak geen goed doen', moet ik nu juist wel of juist geen actie ondernemen volgens hem?
Maakt voor nu even niet uit. Ik wil het eerst neerleggen bij Ernesto.

Het lijtk erop dat Michel even nagedacht heeft in de tussentijd en dat ervaar ik wel als positief......

Nu naar IKEA!!!! 





Lunch: contact



Uiteindelijk komt een berichtje terug: "Ja is goed."
Nu weet ik nog niet of ik hem op ga halen en dat we ergens een hape gaan lunchen, of dat ik broodjes koop en we bij hem gaan eten.
Er zit niks anders op dan wederom een berichtje te sturen.
"Broodjes thuis eten is ook lekker."

Ik ga naar de AH en ben me geestelijka aan het voorbereiden op deze middag. Ik maak mijn hoofd leeg en stel me open voor wat er komen gaat.
Ik weet niet wat het is, maar neem me voor om positief te zijn en vandaag de aandacht op contact te leggen en te 'volgen'. Het voelt een beetje 'gekunseld', maar dit doe ik eigenlijk ook altijd bij de coaching, dus, vooruit dan maar, het is zeker voor een goed doel!!!!!!

Als ik aan kom lopen, zie ik kussens half uit het raam hangen. Wat is dit? Ik klop op het raam en hoor een gemompel dat hij eraan komt.
Er staat naast de deur een grote koelkast, van een vriend, die 'm weer op komt halen. 
Als we naar binnen lopen bij "Bert & Ernie" verwonder ik mij in positieve zin. Wat ziet het er opgeruimd uit! Die kussens die ik zag, zijn van de bank. Hij is de kussenslopen van de bank aan het wassen, laat trots zijn nieuwe stofzuiger zien [aanbieding van de Blokker, + showmodel, dus voor minder dan de helft van de prijs, maar 75 euro], pfffft wat een bedrag!
Ik maak een compliment dat het er zo mooi uitziet!
Ik vraag of ik de broodjes klaar zal maken, hij stemt toe. 
Terwijl wel eten en hij zichtbaar geniet van de broodjes, vertelt hij over zijn acties voor een nieuwe baan. Hij klinkt heel actief. Zijn uitzendbureau klinkt ook heel actief. Ik voel me wat dat betreft wel rustig worden. Hij wil hier zo graag blijven wonen, hij zorgt wel dat hij zijn huur gaat betalen! Denk ik.
Tussen neus en lippen vertel ik dat ik de map ben vergeten, maar dat ik deze week nog wel even kom om die map te brengen.

Hij vraagt of we even naar een bedrijf kunnen om gas te halen zodat hij kan koken. 
Dat doen we. We kletsen wat in de auto over koetjes en kalfjes. Ik volg hem en geef geen oordelen en adviezen. Bij Ernesto zie je het direct als je een vraag stelt die hem irriteert.... Maar, vandaag gaat het goed. Ik zie geen irritatie.

Bij die zaak voor gas vraagt hij de nodige info, en koopt hij wat hij nodig heeft. 
Het kost me moeite om mijn portemonnaie in mijn zak te houden. Maar ik weet het, het is niet goed om dit voor hem te betalen, dus ik doe het niet. 
In de auto terug babbelen we verder over koetjes en kalfjes en over een van de neven.

Als we bij hem in de straat zijn, zeg ik dat ik doorrijd. Er staat een auto vlak achter ons, ik vraag of hij nog wc-rollen kan gebruiken, er ligt een heel pak in de achterbak, hij zegt dat ze bijna op zijn, dus ik stop er 3 onder zijn jas. Natuurlijk valt er een die de straat op rolt. We lachen om ons gestuntel.
Ik geef een drie zoenen en trap het gas in.

Het was goed.
Ik zie een berichtje op mijn mobiel. Of ik dochterlief bij mijn moeder kan halen.
Net op tijd, anders was ik al thuis geweest.

Thuis is J nog bezig het huis te verven. Magdalena haar KAMERS zijn bijna klaar. Morgen de woonkamer!
J verft keurig!
Ik zag er errrrrug tegenop, maar ik ben blij dat we het doen!!! 









dinsdag 24 februari 2015

Op naar de lunch met zoonlief! OMA thuislaten!



NIVEA:

niet invullen voor een ander

Vraag als een OEN: 

OPEN EERLIJK NATUURLIJK/NIEUWSGIERIG

Luisteren, samenvatten en doorvragen LSD

OMA thuislaten: oordelen, meningen, adviezen!

ANNA mee: Altijd Navragen Nooit Aannemen! 





Een nieuw woord(voor mij) ABSTINENTENVERSCHIJNSELEN

Ontwenningsverschijnselen

EsculaapNeem het voorbehoud bij medische informatie in acht.
Raadpleeg bij gezondheidsklachten een arts.
Ontwenningsverschijnselen, ook wel abstinentieverschijnselen, afkickverschijnselen of onthoudingsverschijnselen genoemd, zijn symptomen die kunnen optreden na het staken of het niet tijdig of onvoldoende innemen van een middel waar men psychisch en/of lichamelijk aan verslaafd is. Soms kan dit ook een uit de hand gelopen gewoonte zijn zoals gokken of internetten.

Alcohol[bewerken]

Bij alcoholisme, oftewel alcoholverslaving, kunnen ontwenningsverschijnselen voorkomen als hevige angst en spanning, tremor (beven), en in ernstigere gevallen delirium tremens of een epileptisch insult. Na vijf dagen tot drie weken is de lichamelijke ontwenning van alcohol voorbij.

Roken (tabak)[bewerken]

De ontwenningsverschijnselen na het stoppen met roken zijn voornamelijk psychisch en uiten zich vaak in het zich niet goed kunnen concentreren, een hevig verlangen naar een sigaret, zweten en nachtmerries. De eigenlijke ontwenningsverschijnselen van nicotine, het verslavende bestanddeel van tabak, zijn alleen een licht gevoel van ongemak en een wat leeg hongerig gevoel. Deze symptomen, die gemiddeld twee tot drie weken duren, worden versterkt door de psychische verslaving. Door deze psychische verslaving zijn er rokers die soms na maanden nog spreken van 'ontwenningsverschijnselen' terwijl dit eigenlijk het psychisch lijden is van het opgeven van de sigaret. In plaats van blij te zijn er af te zijn voelt men zich ongelukkig doordat men niet meer kan roken.

Soft- en harddrugs[bewerken]

Verslaving aan een softdrug zoals marihuana komt veelvuldig voor. In tegenstelling tot hetgeen veelvuldig beweerd wordt kunnen er bij het stoppen met grote hoeveelheden marihuana gebruik ook lichamelijke ontwenningsverschijnselen optreden. Slapeloosheid, zeer levendige dromen, trillen, concentratieproblemen en agitatie zijn eerder regel dan uitzondering. Deze verschijnselen verdwijnen na ongeveer drie tot vijf dagen. Ook het niets om handen hebben en grote verveling komen veel voor. Dit is vaak de reden waarom mensen toch weer cannabis gaan gebruiken. Flashbacks (later plotselinge intense herbeleving) zijn niet mogelijk door marihuanagebruik zelf. Wel kan marihuanagebruik op het moment van het gebruik zelf een flashback teweeg brengen van een eerdere intense / traumatische ervaring.
Verslaving aan een harddrug, zoals heroïnecocaïne of crackamfetamine of XTC komt minder vaak voor dan verslaving aan tabak, alcohol en softdrugs. De ontwenningsverschijnselen zijn vaak veel heviger, zo kan iemand die aan heroïne verslaafd is zware pijn krijgen en symptomen die lijken op een zware griep tezamen met een hevig verlangen naar het middel (craving). Het afkicken van heroïne duurt zo'n 5 dagen, vooral wat betreft de lichamelijke verschijnselen. Daarna kan men nog maanden lichtere ontwenningsverschijnselen, die ook een psychologische oorzaak hebben, ondervinden. Het is van belang dat de psychische verslaving aangepakt wordt. Mensen die zeer lang verslaafd zijn geweest (vooral aan heroïne) zijn vaak niet of nauwelijks meer in staat een normaal leven te leiden en blijven terugverlangen naar het oude leven, ondanks dat dit oude leven wellicht veel zwaarder was. Een goed hulpmiddel om dit te voorkomen is breken met oude vrienden. Personen met verslavingsproblemen zijn psychisch regelmatig de rest van hun leven verslaafd aan dit middel. Een keer gebruiken na jaren gestopt te zijn kan en is vaak voldoende om iemand weer in een grote verslaving te laten vervallen. Bij het staken van cocaïnegebruik komen voornamelijk psychische verschijnselen voor. Vooral depressie, agitatie (prikkelbaarheid) en het gemis van het oppeppende middel, zich soms uitend in agressie, zijn verschijnselen (symptomen) die men kan krijgen na het staken van cocaïnegebruik.
Verslaving komt niet of nauwelijks voor bij een aantal soft- en harddrugs, met name bij de psychedelica, zoals LSD en (inmiddels ook als harddrug geclassificeerde) paddo's. LSD, een psychoactieve drug (evenals paddo's), kan in sommige gevallen bij veelvuldig gebruik in een korte tijd, herhaald optredende verstoringen van de visuele perceptie veroorzaken die zelfs nog maanden of jaren na het laatste gebruik kunnen voorkomen. Ook flashbacks kunnen voorkomen maar zelden zijn deze van dusdanige aard dat de gebruiker er (ernstige) last aan ondervindt. Eventuele verslaving aan LSD en / of andere psychedelica is van psychische aard en komt zelden voor vanwege de intensiteit van de ervaring die deze middelen teweeg brengen.

Medicijnen[bewerken]

Een veelvoorkomend probleem is verslaving aan medicatie zoals pijnstillers en kalmerende middelen, de zogenaamde benzodiazepines. Artsen hebben vaak geen duidelijk beeld van hoeveel patiënten er verslaafd zijn aangezien veel patiënten trouw hun medicatie ophalen en nooit klagen, wat overigens niet wegneemt dat zij wellicht (zwaar) verslaafd zijn.
Benzodiazepines die veel geslikt worden zijn onder andere diazepam (Valium), temazepamoxazepam en alprazolam (Xanax). Het is vaak verstandig deze middelen niet al te lang te gebruiken en er langzaam mee te stoppen. Verschijnselen zijn onder andere: hevige angst en spanning, tintelingen en overgevoeligheid van de ledematen, vooral de onderbenen, hallucinaties, overgevoeligheid voor geluid en in ernstige gevallen een epileptisch insult en verlies van werkelijkheidszin. Ook kunnen klachten die onderdrukt werden weer terug keren, soms tijdelijk in verhoogde mate, dit wordt ook wel het rebound-effect genoemd. Langdurig gebruik van vooral hoge doseringen kan leiden tot langdurige ontwenningsverschijnselen, variërend van enkele weken tot enkele maanden en zelfs tot enkele jaren. De verschijnselen nemen zeer langzaam in hevigheid af en als deze langer dan twee jaar duren worden zij vaak het "post-ontwenningssyndroom" genoemd.[1] Deze verschijnselen kunnen voorkomen of verminderd worden door een zeer langzame afbouw van de medicatie. Ook paracetamol, al dan niet in combinatie met codeïne of andere stoffen, wordt soms als snoepjes geslikt en dat jarenlang. Soms kan men juist nieuwe pijnklachten krijgen door het langdurige gebruik, die weer langzaam verdwijnen na het staken van de medicatie. De kans op terugkeer van de oorspronkelijke klachten is groot. Bij zwaardere pijnstillers zoals morfine (bijvoorbeeld Ms_Contin) kan soms ook verslaving ontstaan vooral als degene die ze inneemt geen serieuze pijnklachten heeft en ze (deels) voor andere redenen inneemt. In sommige gevallen krijgen mensen die morfine voor serieuze ernstige pijnklachten gebruiken toch ontwenningsverschijnselen, vergelijkbaar met die van heroïne (diamorfine), maar dan iets minder hevig. Soms wordt een ander middel, zoals methadon, in afbouwende mate voorgeschreven om deze verschijnselen te verminderen. Ook komt een multi-verslaving (poly-verslaving) aan medicijnen voor. De verslaafde neemt allerlei medicijnen in die hij of zij niet of niet in zodanige hoeveelheden nodig heeft, en het dagelijkse leven is gericht op het verkrijgen en innemen van de medicatie. Soms komt receptvervalsing voor of koopt men de medicatie via internet bij particulieren in Nederland of bij fabrikanten in het buitenland. Soms zijn dit afgekeurde partijen.
Ook alcohol- en/of drugsverslaving in combinatie met medicijnverslaving komt voor, wat bij acuut stoppen van alle middelen tegelijk ernstige ontwenningsverschijnselen kan geven, in extreme gevallen zelfs dodelijk. Vaak dient eerst de alcohol- of drugsverslaving gestopt te worden voordat men de medicatie kan stoppen. Het stoppen van medicatie dient bijna altijd gradueel (afbouwend) te gebeuren, bij voorkeur in overleg met een arts. Artsen die niet goed op de hoogte zijn van de verslavingsproblematiek van medicatie zijn geneigd de medicatie te snel af te bouwen. Een vertrouwenspersoon, (een maatschappelijk werker, of eventueel een bekende) kan de persoon begeleiden bij het afbouwen. Een verslavingsdeskundige is ook een optie.

Overige ontwenningsverschijnselen[bewerken]

Veel mensen die afkicken 'vervangen' tijdelijk het verslavende middel door wat anders. Meestal is dit onschuldig, zoals de alcoholist die de koelkast steeds 'plundert' en zich een aantal weken volpropt met etenswaren en andere dranken zoals frisdranken. Een ander wordt weer hyperactief en maakt zijn huis tot in detail schoon of een ander zit wekenlang in een hoekje te roken. Een enkele keer resulteert zulk gedrag in het ontstaan van een nieuwe verslaving, maar meestal is het een tijdelijk gebeuren en redelijk onschuldig.

Andere verslavingen[bewerken]

Er zijn vele dingen waar men verslaafd aan kan raken, zoals aan computerspellengokkeninternetkoffiechocoladeseksfrisdrankenergiedranketen en sporten. Het stoppen met gebruik van de zaken waar men aan verslaafd is, geeft vrijwel altijd fysieke ontwenningsverschijnselen, welke vaak ook psychisch van aard zijn.

http://www.jellinek.nl/informatie-over-alcohol-drugs/alcohol/alcohol-in-de-hersenen/

http://www.jellinek.nl/informatie-over-alcohol-drugs/alcohol/alcohol-in-de-hersenen/

Hoe werken drugs in de hersenen?
Goede animatie van de Jellinek.



Wat zijn drugs en hoe werken ze?

page1image1664 page1image1984Overgenomen van www.boompsychologie.nl/documenten/bsl/97890310599
1
Wat zijn drugs en hoe werken ze?
page1image3840 page1image4000 page1image4160 page1image4320
Roel Kerssemakers
1.1 Definitie drugs
Alcohol en drugs raken veel aspecten van het menselijk leven. Drugs hebben te maken met genot, plezier, opwinding, inzichten in jezelf, maar ook met ruzie, verbod, straf, ziekte, verslaving en zelfs dood. Alcohol en drugs hebben duidelijk twee kanten. Dat maakt de studie ernaar ook zo fascinerend. In het eerste hoofdstuk van dit boek wordt ingegaan op de vraag wat drugs zijn, hoe ze werken en welke soort risico’s er zijn.
Drugs zijn stoffen die het normale functioneren van ons centrale zenuwstelsel beïnvloeden. Zij veranderen de manier waarop de zenuwen en hersenen werken, zodat iemand zich door drugs blij en actief kan voelen of de buitenwereld op een andere manier kan ervaren.
Er zijn vele stoffen die invloed kunnen hebben op het bewustzijn.
Er is pas sprake van drugs als die invloed door de gebruiker gezocht wordt en geen medisch doel dient. Industriële oplosmiddelen als lak- verdunners hebben, wanneer zij opgesnoven worden, invloed op het bewustzijn, maar deze invloed wordt niet gezocht door mensen die met deze stoffen werken. Deze stoffen kunnen pas een drug genoemd worden als ze doelbewust gesnoven worden om de effecten ervan te ondervinden. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor narcosemiddelen. De bewustzijnsverandering die deze middelen kunnen veroorzaken is
niet het doel van gebruik. Doel is het verdoven van de patiënt voor een operatie. Narcosemiddelen zijn in deze context geen drugs. Middelen als antidepressiva en antipsychotica beïnvloeden ook het bewustzijn, maar kunnen geen drugs genoemd worden. Deze middelen dienen im- mers een medisch doel en worden door een arts voorgeschreven. Naar aanleiding van het bovenstaande is de volgende definitie van drugs te formuleren: drugs zijn stoffen die het functioneren van het centrale 

page1image19488 page1image19648 page1image19808 page1image19968 page1image20128 page1image20288 page1image20448 page1image20608
page2image1392 page2image1552 page2image1712 page2image1872 page2image2032 page2image2192 page2image2352 page2image2512
20 Drugs en alcohol Gebruik, misbruik en verslaving
zenuwstelsel veranderen en die gebruikt worden met het doel om het be-
wustzijn te veranderen zonder dat daarvoor een medische indicatie is.
Plantaardig/chemisch
De meeste drugs hebben een plantaardige oorsprong. Opium zit in de papaverplant, nicotine in tabak, cocaïne in de cocaïnebladeren, THC (de werkzame stof in hasj en wiet) in de hennepplant en psilocybine in sommige paddestoelen. In de twintigste eeuw lukte het chemici om de werkzame stoffen uit planten te isoleren. Vervolgens konden sommige stoffen geheel in een laboratorium nagemaakt (gesynthetiseerd) wor- den, zoals psilocybine, methadon en barbituraten. Later lukte het om kleine veranderingen aan te brengen in de chemische structuur. Er is sprake van designer drugs als deze veranderingen worden aangebracht met de bedoeling een nieuwe drug te maken. Er bestond een poosje het idee dat het mogelijk zou worden om elke emotie met behulp van een designer drug op te roepen en, afhankelijk van de dosis, te bepalen hoe lang die emotie zou mogen duren.
Gebruikers maken vaak onderscheid tussen plantaardige en chemi- sche drugs. Plantaardig of wel puur natuur zou dan minder riskant zijn dan chemisch. Dit is onzin. Uiteindelijk vindt de werking van de stoffen in de hersenen plaats op moleculair niveau. De moleculen van de werkzame stoffen veroorzaken de effecten. Voor het lichaam maakt het niet uit of deze moleculen oorspronkelijk van een plant of uit een laboratorium komen. Voordeel van chemische gefabriceerde drugs is dat de dosis makkelijk te bepalen is. Bij drugs van plantaardige her- komst is dat veel moeilijker. Ten slotte zijn plantaardige stoffen ook lang niet altijd onschuldig, vele planten bevatten uiterst giftige stoffen. Het woord ‘drugs’ is een verzamelnaam voor allerlei stoffen. Sommi- gen daarvan hebben een groter risicoprofiel of leveren meer schade op dan andere. Voor de beoordeling van de risico’s moet altijd gekeken worden naar de afzonderlijke stoffen en de manier waarop zij toege- diend worden.
1.2 Soorten drugs naar effect
Er zijn drie soorten drugs als ze worden ingedeeld naar het effect dat ze veroorzaken op het bewustzijn.
1
Verdovende middelen. Deze maken iemand rustig, blij en verminderen
angst. Bij kleine hoeveelheden ervaren mensen vaak dat het middel niet verdooft, maar juist een fit gevoel geeft. De oorzaak hiervan
is dat gevoelens van vermoeidheid en ‘geremd zijn’ ook verdoofd worden. Bij verdovende middelen gaat het om stoffen als alcohol,

page2image23600 page2image23760 page2image23920 page2image24080 page2image24240 page2image24400 page2image24560 page2image24720 page2image24880 page2image25040
page3image1400 page3image1560 page3image1720 page3image1880 page3image2040 page3image2200 page3image2360 page3image2520
1 Wat zijn drugs en hoe werken ze? 21
page3image3448 page3image3608
opium, morfine, heroïne, slaap- en kalmeringsmiddelen. De lichamelijke effecten van deze middelen zijn onder andere vertraagde hartslag en ademhaling. De spieren ontspannen, de zintuigen functioneren minder goed naarmate de dosis toeneemt. Soms is er sprake van kleine pupillen en obstipatie (bij opiaten). Bij hogere doses kan de ademhaling geheel uitvallen.

2 Stimulerende middelen. Deze maken iemand energiek, alert en opgewekt. Het zelfvertrouwen neemt toe en de gebruiker denkt de hele wereld aan te kunnen. De concentratie is beter en er is het gevoel beter na te kunnen denken. Tot stimulerende middelen behoren stoffen als nicotine, cafeïne, cocaïne, efedra, amfetamine, xtc en khat. Lichamelijke effecten zijn versnelde hartslag en ademhaling en verminderde eetlust. De spieren spannen, wat bij amfetaminege- bruikers stijve kaken tot gevolg heeft. De bloeddruk gaat omhoog en de pupillen worden groter. Blaas en darmen willen zich ledigen, waardoor iemand vaker naar het toilet moet.

3 Middelen die de zintuiglijke ervaringen veranderen. Bijwaarnemings- veranderende middelen gaat het om stoffen die ervoor zorgen dat iemand de buitenwereld anders waarneemt dan normaal. Inzichten in zichzelf of de omgeving kunnen verdiepen of er zijn religieuze of magische ervaringen. De gebruiker ziet kleuren intenser, vormen veranderen of ziet dingen die er niet zijn. Zintuiglijke ervaringen lopen in elkaar over waardoor iemand iets als een raar geluid hoort, in plaats van het te zien. Tijd gaat langzaam of staat stil. Ruimtes worden groter of kleiner. De stoffen die tot de waarnemingsveranderende middelen behoren zijn lsd, psilocybine bevattende paddestoelen, sommige cactussoorten en allerlei planten uit het tropisch regen- woud. Lichamelijke effecten zijn onder andere een iets versnelde hartslag en verhoogde bloeddruk. Verder verwijden de pupillen en gaat de gebruiker licht transpireren. Hij kan ook misselijk worden.
De indeling in effecten die drugs veroorzaken op het bewustzijn gaat niet helemaal op. Drugs veroorzaken meestal meerdere effecten en de effecten zijn ook afhankelijk van de dosis. Alcohol ontspant, maar bij kleine doses voelt iemand zich vooral fitter. Hasj en wiet ontspannen ook, maar kunnen in hoge doses ook tripeffecten geven. MDA, een op xtc lijkende stof, veroorzaakt zowel opwekkende als tripeffecten.
De effecten zijn behalve van de drug en de dosis ook afhankelijk van set en setting. Met set worden de persoonlijke eigenschappen van de gebruiker bedoeld, zoals lichamelijke conditie, stemming en verwach- tingen die hij over het effect heeft. Met setting wordt de omgeving
page3image24200 page3image24360 page3image24520 page3image24680 page3image24840 page3image25000 page3image25160 page3image25320
page4image1408 page4image1568 page4image1728 page4image1888 page4image2048 page4image2208 page4image2368 page4image2528
22 Drugs en alcohol Gebruik, misbruik en verslaving
page4image3416 page4image3576
waarin gebruikt wordt bedoeld: thuis of in een club, alleen of met bekenden.
In de pers wordt eigenlijk altijd over verdovende middelen gesproken, ook als er bijvoorbeeld een partij cocaïne in beslag is genomen.

1.2.1 gedragingen
Het blijkt dat mensen ook van bepaalde gedragingen in een roes kunnen raken, bijvoorbeeld door lang te dansen of lange tijd hard te lopen. Bij hardlopen worden stoffen in de hersenen aangemaakt die lijken op heroïne. Een natuurlijke roes is echter veel minder riskant dan een door drugs opgewekte roes. Mogelijk prikkelen drugs de her- sendelen die bij het roesgevoel betrokken zijn op een veel langduriger manier, dan bijvoorbeeld bij hardlopen het geval is. Het lichaam her- stelt dan moeilijker.
Toch blijkt dat er sommige gedragingen zijn die een even ernstige ver- slaving kunnen oproepen als bij drugs of alcohol. Het gaat hierbij om gedragingen als gokken en misschien ook gamen en internetten. Deze gedragingen werken mogelijk op dezelfde manier op de hersenen als alcohol en drugs. Vast staat dat veel mensen gokverslaafd zijn en zich aanmelden bij de verslavingszorg. De geboden behandeling verschilt ook nauwelijks van de behandeling van alcohol of drugsproblemen. Op dit moment melden game- en internetverslaafden zich nog nau- welijks (Stichting IVZ, 2006). Aan verslaafde gedragingen wordt in hoofdstuk 17 aandacht besteed.
Intermezzo 1.1 De vroegste geschiedenis
6000 v.Chr. Kleitablet uit Iran/Irak met tekst over alcohol (Inaba & Cohen, 1996; Kerssemakers & Schweitzer, 1999).
5000 v.Chr. Kruik uit Iran met resten wijn.
4000 v.Chr. Verbouw van opium door Sumeriërs in Irak en Iran. 3000 v.Chr. Gebruik van Peyotecactussen tijdens religieuze rites in Zuid Amerika.

2737 v.Chr. Chinese keizer schrijft over genezende werking van cannabis.
2500 v.Chr. Graven uit Peru met voorraden cocaïnebladeren. 2200 v.Chr. Chinese keizer heft belasting op wijn om de con- sumptie te beperken.

700 v.Chr. Homerus beschrijft in de Odyssee hoe opium alle ge- voelens onderdrukt.
500 v.Chr. Boek uit India (Altharva-Veda) prijst cannabis aan als middel tegen spanning en angst.

page4image22312 page4image22472 page4image22632 page4image22792 page4image22952 page4image23112 page4image23272 page4image23432
page5image1408 page5image1568 page5image1728 page5image1888 page5image2048 page5image2208 page5image2368 page5image2528
1 Wat zijn drugs en hoe werken ze? 23
page5image3456 page5image3616
50 na Chr. Romeinse geschiedschrijver vertelt hoe Fransen bier dronken.
81 na Chr. Romeinse keizer vernietigd de helft van alle wijngaar- den om overmatig alcoholgebruik tegen te gaan.

350 Eerste schriftelijk bewijs dat er thee gedronken wordt in China.
500 Afbeelding van priester in Mayatempel in Mexico die tabak rookt.

570 Geboorte Mohammed. Hij verbiedt het gebruik van wijn. Ge- bruik van opium is wel toegestaan.
700 China maakt kennis met opium via Arabische handelaren. 800 Verbouw van thee in Japan toegestaan. Tabak, koffie en hasj fungeerde later ook als alternatief voor alcohol.

800 De Arabier Geber perfectioneert de manier om wijn te destil- leren tot sterke drank.
850 Ontdekking van de koffieplant in Ethiopië.
944 40.000 mensen overlijden in Frankrijk aan St. Anthonis Vuur. Een ziekte waarbij graan besmet wordt met de schimmel moeder- koren. Deze schimmel produceert ergotamine. Inname veroor- zaakt: hallucinaties, stuiptrekkingen, gangreen. Uit moederkoren wordt lsd gemaakt.

1.3 Betekenissen van druggebruik
De stoffen die we tegenwoordig als drugs beschouwen hebben in de loop van de geschiedenis verschillende functies gehad.
1.3.1 gebruik van drugs bij religie
In veel oude religies werden drugs gebruikt. De gebruikte drugs waren plantaardig en hadden meestal een waarnemingsveranderend effect. In dit kader worden ze wel ‘entheogene’ (het goddelijke in jezelf reali- serende) drugs genoemd. De drugs werden gebruikt om in contact te komen met goden of om het inzicht in bepaalde problemen te vergro- ten. De priester of sjamaan bereidde de stoffen. In trance bezocht hij de bovennatuurlijke wereld om kennis op te doen of om raad te krij- gen. De middelen werden tijdens religieuze ceremonies ook aan leden van de stam verstrekt. Door gezamenlijk te dansen of te zingen werd de religieuze ervaring dan nog intenser. De regels van deze ceremonies voorkwamen misbruik en problemen. Als dezelfde drugs buiten deze
page5image21040 page5image21200 page5image21360 page5image21520 page5image21680 page5image21840 page5image22000 page5image22160
page6image1400 page6image1560 page6image1720 page6image1880 page6image2040 page6image2200 page6image2360 page6image2520
24 Drugs en alcohol Gebruik, misbruik en verslaving
page6image3408 page6image3568
context gebruikt worden, zoals soms in onze westerse wereld gebeurd, nemen de risico’s van het gebruik toe.
In de huidige tijd is druggebruik nog maar zelden verbonden aan reli- gies. De drie grote godsdiensten, het jodendom, het christendom en de islam, gebruiken in hun religieuze praktijk geen psychoactieve stof- fen (behalve een beetje alcohol). In de Santo Daime kerk wordt tijdens de liturgie de ayahuasca-thee gedronken waarvan DMT de psychoac- tieve stof is. Ook in het Amazonewoud snuiven verschillende volken DMT-houdende plantendelen. In de Native American Church wordt Peyote gebruikt. Zie hiervoor ook hoofdstuk 13.


1.3.2 gebruik van drugs als medicijn
De stoffen die nu als drugs gebruikt worden, zijn in het verleden ge- bruikt als medicijn. Sommige drugs kennen nog steeds medische toepassingen.
In primitieve culturen verstrekte de sjamaan tegen verschillende ziek- ten allerlei middelen, middelen die ook wel tijdens religieuze riten gebruikt werden. In oude Chinese geschriften werd al gesproken over cannabis als medicijn. Ook heroïne is in de loop van de geschiedenis gebruikt als kalmerend middel en als medicijn tegen diarree en hoest. Drugs die ook nu nog als medicijn gebruikt worden, worden meestal niet gegeven om het bewustzijnsveranderende effect, maar om andere effecten te bewerkstelligen (bijv. vermindering van pijn). Als er toch een bewustzijnsveranderend effect optreedt, dan wordt dat gezien als een bijwerking. Deze bijwerking kan verminderd worden door een geringe dosis te nemen. Op dit moment wordt cannabis wel gebruikt als middel tegen misselijkheid bij chemotherapie en als middel om de eetlust te stimuleren. Morfine helpt als middel tegen de pijn en cocaïne helpt als middel om plaatselijk te verdoven.

Soms worden drugs als zelfmedicatie gebruikt. Het gaat dan meestal om het bewustzijnsveranderende effect, bijvoorbeeld psychotische mensen gebruiken cannabis om de bijwerkingen van antipsychotica te verminderen.
1.3.3 gebruik van drugs als voedsel of om prestaties te verhogen
Drugs kunnen ook als voedsel gebruikt worden. Cocabladeren worden door arme boeren in Bolivia gekauwd tegen de honger. Alcohol levert calorieën op, maar bevat geen nuttige voedingsstoffen als eiwitten en vitaminen. In de middeleeuwen werd veel bier gedronken omdat het water verontreinigd was. Die noodzaak verminderde toen koffie en thee, gezet van gekookt water, hun intrede deden.
page6image23112 page6image23272 page6image23432 page6image23592 page6image23752 page6image23912 page6image24072 page6image24232
page7image1400 page7image1560 page7image1720 page7image1880 page7image2040 page7image2200 page7image2360 page7image2520
1 Wat zijn drugs en hoe werken ze? 25
page7image3448 page7image3608
Drugs kunnen als prestatieverbeterend middel gebruikt worden. In Japan kregen fabrieksarbeiders een tijdlang amfetamine om de pro- ductie te verhogen. In de Tweede Wereldoorlog kregen piloten amfeta- mine. Ook seksuele prestaties zouden met sommige drugs verbeteren, dergelijke drugs worden afrodisiaca genoemd. Zuivere Yohimbine, de werkzame stof in de Yohimbeplant, wordt in bepaalde medicijnen ver- werkt om de seksuele prestaties te verhogen.
Als in sport drugs wordt gebruikt, bijvoorbeeld amfetamine, dan is er sprake van doping (zie hoofdstuk 14).
1.3.4 gebruik van drugs als genotsmiddel
Ten slotte kunnen drugs gebruikt worden als genotsmiddel. Er is dan sprake van recreatief druggebruik. Iemand kan alcohol of drugs ge- bruiken om te genieten van de smaak, om er even uit te zijn, voor de gezelligheid en/of om wat makkelijker te praten. Soms willen gebrui- kers ook echt in een roes raken, dronken, high of stoned, stronken (dronken = stoned) of volkomen ontspannen worden. Het gaat dan om het bereiken van een lichtzinnig, uitgelaten, euforisch gevoel waar- bij alle zorgen vergeten worden. Behalve als genotsmiddel worden drugs ook wel gebruikt als middel om een groter inzicht in zichzelf of de wereld te krijgen. Met name tripmiddelen worden hiervoor wel eens gebruikt.

1.4 Redenen en motieven voor drugsgebruik
Er zijn redenen om met gebruik te beginnen en redenen om ermee door te gaan. De redenen om ermee te beginnen liggen bij de gebruiker en zijn omgeving. Er kan sprake zijn van nieuwsgierigheid, bij
een bepaalde groep willen horen of een positieve houding tegenover druggebruik. Beschikbaarheid en/of aanbod van drugs kan iemand overhalen om met drugs te beginnen. Drugs aangeboden krijgen blijkt vrij normaal te zijn. Van de vijftienjarige scholieren heeft bijna de helft wel eens cannabis aangeboden gekregen en tien procent wel eens xtc (Korf et al., 2003).

Nieuwsgierigheid leidt in de meeste gevallen wel tot gebruik, maar vaak is het een eenmalig experiment. Zo heeft van de zeventienjarige scholieren 37 procent ooit van zijn leven cannabis gebruikt, terwijl in de afgelopen maand slechts twintig procent heeft gebruikt. Bij xtc lig- gen die getallen op zeven en twee procent (Korf et al., 2003). Een grote groep begint dus met gebruik en zet dat gebruik niet voort. Beginnende druggebruikers die doorgaan met gebruik doen dat om uiteenlopende redenen. Onder andere is aan coffeeshopbezoekers ge-
page7image23920 page7image24080 page7image24240 page7image24400 page7image24560 page7image24720 page7image24880 page7image25040
page8image1408 page8image1568 page8image1728 page8image1888 page8image2048 page8image2208 page8image2368 page8image2528
26 Drugs en alcohol Gebruik, misbruik en verslaving
page8image3416 page8image3576
vraagd waarom zij blowen. Zij gaven als redenen: om te ontspannen, voor de gezelligheid, omdat het lekker is, omdat het een prettig gevoel geeft, om in een roes te raken, om te kunnen slapen, om inspiratie
op te doen, uit verveling en omdat ze verslaafd zijn (Korf et al., 2002). Gebruikers van GHB is ook gevraagd wat hun motieven zijn. Zij noem- den onder andere: om blij te worden, om op te gaan in de muziek, om knuffelig te worden, omdat de contacten met anderen leuker zijn, om lekkerder in mijn vel te zitten, omdat het geen kater oplevert (Korf & Nabben, 2002).

Mensen gebruiken om positieve en negatieve redenen. Negatieve rede- nen zijn bijvoorbeeld ‘om lekkerder in je vel te zitten’, ‘om te kunnen slapen’, ‘als kalmeringsmiddel’. Gebruik als ontspanning kan een negatieve reden zijn als iemand zonder dat gebruik niet meer tot ont- spanning kan komen. Doorgaan met gebruik vanwege negatieve redenen is vaak veel riskanter dan vanwege positieve redenen. Bij negatieve redenen wordt snel, vaak (dagelijks) en veel gebruikt. Verslaving ligt dan op de loer.
Omgevingsfactoren (beschikbaarheid, aanbod) en persoonlijke facto- ren (nieuwsgierigheid) zijn dus bij het beginnen met druggebruik erg belangrijk. Bij doorgaan met gebruik worden persoonlijke factoren steeds belangrijker. De hierboven genoemde motieven en het al of niet hebben van problemen gaan een rol spelen, evenals genetische facto- ren (Brink, 2006).

Intermezzo 1.2 Geschiedenis: pogingen tot regulering
1200-1300 Bierproductie krijgt in Europa belangrijke impuls on- der andere door verstedelijking.
1300 Het drinken van sterke drank leidt hier en daar tot misbruik. In Zwitserland en Engeland worden sluitingstijden ingevoerd. 1400 Koffie wordt populair in Arabische landen.

1492 Columbus komt in aanraking met tabak en brengt het naar Europa.
1500 Portugezen brengen opium in China. Het zou 200 jaar duren voordat opium populair werd in China.

1554 Koffiehuis wordt geopend in Istanbul.
1600 Portugezen en Nederlanders beginnen met opiumimport in China.
1606 Hennep bereikt de Verenigde Staten. Het dient voor de pro- ductie van touw en als medicijn.
1610 Nederlanders brengen thee mee vanuit China.

page8image22800 page8image22960 page8image23120 page8image23280 page8image23440 page8image23600 page8image23760 page8image23920
page9image1408 page9image1568 page9image1728 page9image1888 page9image2048 page9image2208 page9image2368 page9image2528
1 Wat zijn drugs en hoe werken ze? 27
page9image3456 page9image3616
1624 Paus Urbanus VIII verbiedt roken van tabak op straffe van excommunicatie.
1652-1666 Eerste koffiehuizen in Londen en Amsterdam.
1670 Mislukte poging in Engeland om koffiehuizen te verbieden. 1710-1750 Gin-epidemie in Engeland. Productie wordt aan ban- den gelegd.

1729 Chinese autoriteiten willen opiumgebruik aan banden leggen.
1730 Ontdekking van ether.
1776 Ontdekking van lachgas.

1804 De Duitse apotheker Serturner isoleert morfine uit opium. 1826 Eerste matigheidsbeweging in de Verenigde Staten.
1839 Chinezen vernietigen voorraden opium.
1840-1842 Eerste opiumoorlog. Engelsen vallen China aan dat de opiumhandel wil verbieden. China wordt gedwongen handel toe te staan.

1840 Franse arts schrijft over geneeskrachtige werking van cannabis.
1850-1856 Tweede Opiumoorlog. Handel wordt verder uitgebreid.

1.5 Gebruikspatronen
Er zijn verschillende typen gebruikers. De meeste mensen gebruiken recreatief of uit gewoonte. Een kleine groep gebruikt excessief of is verslaafd. De typologie is ook te lezen als verschillende fasen in ge- bruik. Van experimenteren tot excessief of verslaafd gebruik. Er zijn vijf soorten gebruikers te onderscheiden.
  1. 1  De experimentele gebruiker is in de eerste plaats nieuwsgierig naar het effect. Hij wil de effecten van drugs ervaren. Het gebruik blijft beperkt tot maximaal enkele keren en in het gebruik zit geen vast patroon. In een enkel geval kan een experiment gevaarlijk zijn, bij- voorbeeld bij zwangerschap.
  2. 2  De recreatieve gebruiker is niet langer nieuwsgierig. Hij kent het ef- fect immers al. De recreatieve gebruiker wil het effect doelbewust ervaren. Hij is uit op het effect. Hij wil van stemming veranderen. In het gebruik zit nog geen regelmatig patroon. Het vindt onregel- matig plaats en heeft geen negatieve gevolgen voor het leven van de gebruiker.
  3. 3  De gewoontegebruiker gebruikt volgens een bepaald patroon. Elke dag, elke weekend of iedere keer als hij uitgaat wordt er gebruikt.
page9image20880 page9image21040 page9image21200 page9image21360 page9image21520 page9image21680 page9image21840 page9image22000
page10image1408 page10image1568 page10image1728 page10image1888 page10image2048 page10image2208 page10image2368 page10image2528
28 Drugs en alcohol Gebruik, misbruik en verslaving
page10image3416 page10image3576
De gebruiker heeft controle. Een begin van verlangen naar de drug kan ontstaan als op het geplande tijdstip niet gebruikt kan worden, maar dit verlangen is nog makkelijk te overwinnen. Het gebruik heeft geen gevolgen voor het leven van de gebruiker.
  1. 4  De excessieve gebruiker gebruikt veel en regelmatig. Het gebruik heeft duidelijk gevolgen voor school, werk, relaties en gezondheid. On- danks deze negatieve consequenties gaat de gebruiker door met het gebruik. Er begint ook een duidelijk verlangen naar drugs te ont- staan.
  2. 5  De verslaafde gebruiker verlangt naar gebruik. Aan dit verlangen kan bijna geen weerstand geboden worden. Het gebruik roept steeds meer problemen op. Ondanks deze problemen gaat hij gewoon door met gebruik. Het gebruik van drugs neemt steeds meer tijd in beslag en gaat het dagelijkse leven overheersen. Soms probeert de gebruiker te stoppen, maar meestal mislukt dit.
Intermezzo 1.3 Geschiedenis: pogingen tot regulering
1851 Eerste wetten in de VS met het doel alcoholconsumptie te beperken.
1855 Uitvinding van de injectienaald. Stoffen kunnen direct in het bloed worden gebracht.

1859 Cocaïne wordt geïsoleerd uit het cocablad.
1863 Vin Mariana, een wijn die cocaïne bevat, wordt gepatenteerd. 1874 Heroïne wordt uit morfine gemaakt.
1881 Eerste drankwet in Nederland. Verkooppunten voor sterke drank worden beperkt.
1883 Beierse soldaten krijgen cocaïne op doktersadvies toege- diend om langer te kunnen blijven vechten.
1884 Freud publiceert
Uber Coca. Hij ziet veel medische toepassin- gen voor cocaïne.
1884 Uitvinding van de machine om sigaretten te rollen.
1886 In de Verenigde Staten komt een nieuw drankje op de markt, Coca Cola, dat cocaïne bevat. Coca Cola bevatte toen vijf milli- gram cocaïne.
1887 Amfetamine wordt voor het eerst als een puur chemisch middel gemaakt.
1894 Een Engelse Koninklijke Commissie beweert dat opium en cannabis onschadelijk zijn.
1898 Bayer verkoopt heroïne als hoestdrank.

page10image20944 page10image21104 page10image21264 page10image21424 page10image21584 page10image21744 page10image21904 page10image22064
page11image1408 page11image1568 page11image1728 page11image1888 page11image2048 page11image2208 page11image2368 page11image2528
1 Wat zijn drugs en hoe werken ze? 29
page11image3456 page11image3616
1903 De producenten van Coca Cola geven toe aan politieke druk en halen de cocaïne uit de Coca Cola. Coca Cola bevatte tot die tijd vijf milligram cocaïne.
1906 In China worden strenge wetten tegen opiummisbruik aangenomen.


1.6 Opname, werking en afbraak
In deze en de volgende paragraaf wordt besproken hoe drugs werken. Daarvoor is nodig te begrijpen hoe drugs:
in het lichaam komen (toedieningswijze);
over het lichaam verdeeld worden;
hersenen beïnvloeden;
weer afgebroken worden.
De werking van drugs op de hersenen verklaart de effecten. In para- graaf 1.7 wordt daarom uitgebreid ingegaan op de werking van drugs op de hersenen.
1.6.1 opname
Om de hersenen te kunnen bereiken moeten drugs eerst in de bloed- baan komen. De snelheid waarmee drugs de hersenen bereiken bepaalt het verslavend effect. Reden waarom roken van bijvoorbeeld cocaïne meer verslavend is dan bijvoorbeeld snuiven. De snelheid van het effect hangt af van waar de drugs terechtkomen: eerst in de grote of meteen in de kleine bloedomloop. De grote bloedsomloop voorziet alle organen van zuurstof. Het loopt van het hart naar de organen en weer terug naar het hart. De kleine bloedsomloop zorgt ervoor dat het bloed weer zuurstof opneemt. Het loopt van hart, naar de longen en weer terug.
De duur van de totale bloedsomloop is ongeveer een minuut. Het bloed heeft met andere woorden een minuut nodig om de kleine en grote bloedsomloop te doorlopen.
Drugs kunnen op verschillende manieren in het bloed komen:


Eten, drinken of slikken. Drugs als alcohol, amfetamine, xtc en slaap- en kalmeringsmiddelen kunnen gedronken, gegeten of geslikt worden. De drugs komen via mond, maag en darmen in het bloed terecht. Na de darmen passeert het bloed de lever. Daar wordt een deel van de drug afgebroken (first pass effect). Na de lever gaat het bloed naar het hart. Het hart pompt het bloed naar de longen en
page11image21752 page11image21912 page11image22072 page11image22232 page11image22392 page11image22552 page11image22712 page11image22872
page12image1424 page12image1584 page12image1744 page12image1904 page12image2064 page12image2224 page12image2384 page12image2544
30 Drugs en alcohol Gebruik, misbruik en verslaving
page12image3432 page12image3592  
Figuur 1.1 Kleine bloedsomloop (links), grote bloedsomloop (rechts).
weer terug (de kleine bloedsomloop). Pas dan pompt het hart het bloed met de drugs naar alle organen, waaronder de hersenen (gro- te bloedsomloop). In de regel komen de effecten bij eten, drinken of slikken na twintig tot dertig minuten op gang (Inaba & Cohen, 1996).
Roken/inhaleren. Drugs als tabak, cannabis, heroïne en basecoke kunnen gerookt of geïnhaleerd worden. Bij roken neemt men steeds een trekje. De gebruiker neemt de totale dosis dus niet in een keer, maar steeds een deel daarvan. De stoffen komen bij roken via de
page12image9744 page12image9904 page12image10064 page12image10224 page12image10384 page12image10544 page12image10704 page12image10864
page13image1400 page13image1560 page13image1720 page13image1880 page13image2040 page13image2200 page13image2360 page13image2520
1 Wat zijn drugs en hoe werken ze? 31
page13image3448 page13image3608
longblaasjes in het bloed terecht. De stoffen zitten dan meteen in de kleine bloedsomloop en hoeven niet eerst de lever te passeren. Het hart pompt het bloed vervolgens naar alle organen, waaronder de hersenen. Roken of inhaleren is de snelste methode om de effecten van drugs te voelen. De effecten kunnen al na zeven tot tien seconden optreden.

Spuiten. Drugs als heroïne, cocaïne en amfetamine kunnen door spuiten in een ader in de bloedbaan gebracht worden. Het is ook mogelijk om in de spieren of direct onder de huid te spuiten. Een verschil met roken is dat de spuiter de hele portie vaak in een keer neemt. Daardoor treedt bij spuiten vaak een intense flash op die vol- gens gebruikers te vergelijken is met een seksueel orgasme. Het ri- sico op een overdosis is echter groter. Bovendien kunnen door spui- ten allerlei onzuiverheden direct in de bloedbaan terechtkomen. Bij spuiten gaat de drug via de aders naar het hart. Darm, maag en lever hoeven dus niet eerst gepasseerd te worden. In het hart doorloopt het bloed met de drugs eerst de kleine bloedsomloop, waarna het in de grote bloedsomloop terechtkomt. De effecten treden na vijftien tot dertig seconden op. Spuiten in een spier of direct onder de huid geeft effecten na drie tot vijf minuten.

Snuiven. Cocaïne wordt gesnoven. Het lost in het neusslijmvlies op, waarna het in de bloedbaan terechtkomt. Vervolgens gaat het bloed naar het hart, door de kleine bloedsomloop en naar de hersenen. Bij snuiven bereiken drugs sneller de hersenen dan bij eten, de maag, darmen en lever hoeven niet eerst gepasseerd te worden. De effec- ten treden na enkele minuten op.

Absorberen via de huid. Drugs kunnen ook via de huid in het bloed terechtkomen. Nicotine komt bijvoorbeeld met nicotinepleisters via de huid in het bloed terecht. Nicotine wordt dan over lange tijd ge- lijkmatig afgegeven. De effecten treden pas na lange tijd op, één tot twee dagen.
1.6.2 verdeling over het lichaam
Eenmaal in de bloedbaan opgenomen, bereiken de drugs (moleculen) via de bloedsomloop elk orgaan, weefsel en lichaamsvocht. Daar worden ze of genegeerd, opgeslagen (bijv. THC in vetweefsel), afgebroken (lever) óf ze beïnvloeden de werking van het orgaan (cocaïne op de hartspier).
Belangrijk is dat de effecten van alcohol en drugs afhankelijk zijn van de hoeveelheid bloed. Bij weinig bloed zijn de effecten op de organen en de hersenen sterker dan bij veel bloed. Het lichaamsgewicht bestaat voor 7,5 procent uit bloed. Iemand van 65 kilogram heeft vijf liter
page13image25808 page13image25968 page13image26128 page13image26288 page13image26448 page13image26608 page13image26768 page13image26928
page14image1400 page14image1560 page14image1720 page14image1880 page14image2040 page14image2200 page14image2360 page14image2520
32 Drugs en alcohol Gebruik, misbruik en verslaving
page14image3408 page14image3568
bloed, iemand van tachtig kilogram heeft zes liter bloed. De effecten op de organen hangen ook af van de doorbloeding van de organen. Cocaïne kan op een rijk doorbloed orgaan als het hart direct invloed uitoefenen. Op spieren zullen drugs minder invloed hebben.
Het bloed met drugs stroomt naar alle organen, waaronder de her- senen. De hersenen zijn erg kwetsbaar en moeten goed beschermd worden. De wanden van de bloedvaten in de hersenen hebben als be- scherming een dubbele cellaag. Zij laten alleen bepaalde stoffen door. Virussen, bacteriën en allerlei giftige stoffen kunnen deze wand niet passeren. Dit wordt bloed-hersenbarrière genoemd. Alcohol en drugs kunnen deze wand wel passeren.
Sommige drugs passeren de bloed-hersenbarrière wat makkelijker dan andere drugs. Bij heroïne gaat het wat makkelijker dan bij morfine. De rookbare vorm van cocaïne passeert de bloed-hersenbarrière ook mak- kelijker dan snuifcocaïne.

1.6.3 werking
In paragraaf 1.7 komt de invloed van drugs op de hersenen uitgebreid aan bod. In het kort komt het erop neer dat alcohol en drugs, wanneer zij in de hersenen aangekomen zijn, de werking van de zenuwen beïn- vloeden. Drugs beïnvloeden de prikkeloverdracht tussen de zenuwen. Zenuwen geven via chemische stofjes signalen aan elkaar door. Deze stofjes worden ook wel overdrachtstoffen ofwel neurotransmitters genoemd. Drugs zorgen ervoor dat de neurontransmissie toe- of af- neemt. Hierdoor worden de zenuwen extra of minder geprikkeld. Dit geeft allerlei effecten (bijv. lekker gaan voelen) en het optreden van verscheidene lichamelijke processen. Overigens komen de effecten van drugs niet altijd overeen met de hoogste concentratie in het bloed. De effecten treden vooral op in het begin van de opname, als de concen- tratie in het bloed het snelst verandert.

1.6.4 afbraak
Vanuit de hersenen komen de drugs weer in het bloed terecht en wor- den vervolgens door de lever afgebroken. De lever is het best voor te stellen als een chemische fabriek die met allerlei stoffen (enzymen) de drugs afbreekt of de chemische structuur ervan verandert.
Bij elke drug gaat de afbraak anders, maar meestal wordt de drug afge- broken tot een bepaalde stof die vervolgens weer afgebroken wordt in andere stoffen. Zo wordt alcohol eerst afgebroken tot aceetaldehyde, een uiterst giftige stof, die wordt omgezet in azijnzuur. De azijnzuur wordt afgebroken tot water en koolzuur, die met de urine en uitge- ademde lucht worden uitgescheiden. Soms verlaten stoffen ook onaf-
page14image24536 page14image24696 page14image24856 page14image25016 page14image25176 page14image25336 page14image25496 page14image25656
page15image1400 page15image1560 page15image1720 page15image1880 page15image2040 page15image2200 page15image2360 page15image2520
1 Wat zijn drugs en hoe werken ze? 33
page15image3448 page15image3608
gebroken het lichaam. Van xtc en amfetamine wordt de helft onveran- derd uitgescheiden. Afbraakproducten kunnen ook werkzame stoffen zijn. Heroïne wordt afgebroken tot morfine. Diazepam wordt afgebro- ken tot stoffen die minstens zo werkzaam zijn als diazepam zelf.
Als een drug snel wordt afgebroken, zijn de effecten ook van kortere duur. Belangrijke factoren die van invloed zijn op de afbraaksnelheid zijn:
Leeftijd. De productie van enzymen in de lever die alcohol en drugs
moeten afbreken, neemt bij het ouder worden af.
Etniciteit. Aziaten breken aceetaldehyde slechter af dan blanken,
waardoor zij eerder last hebben van een kater.
Gezondheid. Bij een zieke lever zal vanzelfsprekend de afbraak slech-
ter verlopen dan bij een gezonde lever (Inaba & Cohen, 1996).
Sekse. Vrouwen hebben sneller een hoger promillage dan mannen.
Halfwaardetijd
Halfwaardetijd is de tijd die het lichaam nodig heeft om de concentra- tie van een stof in het bloed met de helft te verminderen. Bij cocaïne is de halfwaardetijd ongeveer een uur. Bij xtc ongeveer acht uur, bij hero- ine enkele minuten. Heroïne wordt eerst afgebroken tot morfine. De halfwaardetijd van morfine is twee uur. Bij cannabis is het ingewikkel- der: een deel van de werkzame stof THC wordt niet afgebroken maar opgeslagen in het vetweefsel. In kleine beetjes wordt het in de loop van de tijd door het vetweefsel weer afgegeven. Dit is overigens zo weinig dat de gebruiker het niet merkt. In het bloed bedraagt de halfwaarde- tijd dertig minuten. Eenmaal opgeslagen in het vetweefsel bedraagt de halfwaardetijd twee tot zeven dagen.
1.6.5 uitscheiding
Na de afbraak door de lever worden de afbraakstoffen uitgescheiden. Dit gebeurt meest door de nieren, maar een deel van uitscheiding gaat ook via de ademhaling en transpiratie. De nieren zijn grote zuiverings- installaties: iedere minuut gaan liters bloed door de nieren. De zui- vering vindt plaats in zogenaamde nefronen, de filters van de nieren. Hiervan zijn er miljoenen. De nefron bestaat uit een bekervormige kop met daaraan een lange lusvormige buis. In de bekervormige kop zit een kluwen van bloedvaatjes. Door de bloeddruk wordt vocht met al- lerlei stoffen, waaronder de afbraakstoffen of de drugs, door de wand van het nefron geperst. Bloedcellen kunnen er niet doorheen en blijven achter. Nuttige stoffen worden verder in de afvoerbuis van het nefron weer aan het bloed teruggegeven, terwijl de afbraakstoffen en andere
page15image24584 page15image24744 page15image24904 page15image25064 page15image25224 page15image25384 page15image25544 page15image25704
page16image1400 page16image1560 page16image1720 page16image1880 page16image2040 page16image2200 page16image2360 page16image2520
34 Drugs en alcohol Gebruik, misbruik en verslaving
afvalstoffen via de urinebuizen worden afgevoerd naar de blaas. Op die
manier raakt het lichaam de toegediende drugs weer kwijt.
Bij testen op drugs wordt meestal getest op de afbraakstoffen in de uri- ne. Scoort men positief op de afbraakstof, dan is gebruik van de drug aangetoond. Bij de meeste drugs kan twee tot vier dagen na gebruik aangetoond worden dat er gebruikt is, bij GHB is dat twaalf uur, bij heroïne drie tot vijf dagen en cannabis is tot drie weken aantoonbaar. De afbraakproducten van drugs komen uiteraard in een latere fase in de urine dan in het bloed. Drugs zijn daarom ook langer aantoonbaar in de urine dan in het bloed.
Gespecialiseerde laboratoria kunnen ook haar testen. Dit is erg kost- baar en vindt alleen plaats in het kader van strafrechtelijk onderzoek. In haar zijn drugs tot negentig dagen aantoonbaar. In intermezzo 1.4 is een lijst opgenomen met hoelang drugs in de urine aantoonbaar zijn.
page16image11584 page16image11744
Intermezzo 1.4 Testen op drugsgebruik
Met tal van tests kan druggebruik geconstateerd worden. De peri- ode waarin het gebruik getraceerd kan worden verschilt per soort drug (zie tabel 1.1).
In behandelsettings test men om te controleren of er drugs wor- den gebruikt. Gebruik kan ontslag uit de behandeling betekenen. Het is daarom aan te bevelen om bij onverwachte urine-uitslagen, zoals een stof die langer aantoonbaar is dan verwacht wordt of urine die plotseling positief wordt op een stof die de patiënt nooit eerder heeft gebruikt, met het betrokken laboratorium te overleg- gen over eventueel storende factoren alvorens harde maatregelen te nemen. Twee voorbeelden:

  1. 1  Twee oudere heren, opgenomen vanwege alcoholproblema- tiek, waren positief op amfetamine, een stof die ze geen van beiden ooit gebruikt hadden. De boosdoener bleek het antide- pressivum sertraline (Zoloft). Een paar warme dagen en daar- door meer geconcentreerde urine maakte de uitslag opeens zichtbaar.
  2. 2  Eenpatiëntmetcocaïneproblemenbleekpositiefopamfetami- ne. Dit had bijna tot ontslag uit de kliniek geleid, maar zijn hef- tige ontkenning leidde tot nader onderzoek en de boosdoener bleek een middel tegen darmkrampen, mebeverine (duspatal) te zijn.
page16image22456 page16image22616 page16image22776 page16image22936 page16image23096 page16image23256 page16image23416 page16image23576
page17image1664 page17image1824 page17image1984 page17image2144 page17image2304 page17image2464 page17image2624 page17image2784
1 Wat zijn drugs en hoe werken ze? 35
page17image3712 page17image3872
Tabel 1.1 Periode waarbinnen drugsgebruik te traceren is
Soort drug
Periode
alcohol
4-24 uur
cannabis
1-3 dagen (incidenteel gebruik)
2 tot 3 weken (chronisch intensief gebruik) In uitzonderlijke gevallen tot 6 weken

cocaïne
2-4 dagen (incidenteel gebruik) tot 8 dagen (intensief gebruik)
xtc
tot 72 uur
amfetamine
1 tot 4 dagen
efedrine
tot 72 uur
paddo’s
minder dan 24 uur (wordt alleen getest bij intoxicatie)
GHB
tot 12 uur
lsd
tot 48 uur (afhankelijk van de dosis)
heroïne
tot 8 uur: geldt voor het aantonen van heroïne zelf
3-5 dagen: geldt voor het aantonen van heroïnegebruik

morfine
tot 3 dagen
opium
tot 3 dagen
methadon
3-5 dagen
benzodiazepine
12 uur tot 2 weken (afhankelijk van het gebruikte middel)
mescaline
tot 72 uur
DMT
tot 72 uur
PCP
tot 48 uur
khat
tot 1 dag

1.7 Werking van de hersenen
Enige kennis van de werking van de hersenen is nodig voor een goed begrip van de werking van drugs. Deze kennis is ook nodig om be- grippen als ‘tolerantie’, ‘onthoudingsverschijnselen’ en ‘verslaving’ te begrijpen (zie verderop in dit hoofdstuk). In deze paragraaf wordt ingegaan op:
het zenuwstelsel;
de hersenen;
de prikkeloverdracht tussen de zenuwen.
page17image41416 page17image41576 page17image41736 page17image41896 page17image42056 page17image42216 page17image42376 page17image42536
page18image1400 page18image1560 page18image1720 page18image1880 page18image2040 page18image2200 page18image2360 page18image2520
36 Drugs en alcohol Gebruik, misbruik en verslaving
page18image3408 page18image3568
1.7.1 het zenuwstelsel
Het menselijk zenuwstelsel bestaat uit het centrale (hersenen en rug- genmerg) en perifere zenuwstelsel. Het perifere zenuwstelsel ontvangt signalen uit de buitenwereld (bijv. een kat zien) en geeft deze door
aan het centrale zenuwstelsel. Deze interpreteert het signaal en zendt vervolgens allerlei boodschappen naar verschillende delen van het lichaam, bijvoorbeeld naar de spieren zodat het katje opgepakt kan worden. Het perifere zenuwstelsel bestaat uit een willekeurig en een autonoom deel. Het willekeurige zenuwstelsel regelt de bewegingen die de mens onder controle heeft, bijvoorbeeld de spieren die nodig zijn om het katje op te kunnen pakken. Het autonome zenuwstelsel re- gelt de functies die de mens niet onder controle heeft: de werking van organen als hart, klieren, spijsvertering, ademhaling.

Het autonome zenuwstelsel bestaat uit een sympathisch en parasym- pathisch deel. Het sympathische deel zorgt ervoor dat het lichaam goed reageert op stress of dreiging. Het zorgt ervoor dat de hartslag gestimuleerd wordt, de luchtwegen zich uitzetten en de spieren zich spannen. Het parasympathische deel brengt het lichaam weer in rust wanneer de dreiging voorbij is. Hartslag en ademhaling gaan dan weer omlaag. Cocaïne en amfetamine stimuleren het sympathische deel, heroïne het parasympathische deel van het autonome zenuwstelsel.

1.7.2 de hersenen
Verslaving kan gezien worden als een aandoening van de hersenen. Hierbij zijn verschillende onderdelen van de hersenen betrokken.
De hersenen bestaan uit een oud primitief deel en een in evolutie ont- wikkeld nieuw deel. Het oude deel bestaat onder andere uit de hersen- stam en de middenhersenen. Een belangrijk onderdeel van de oude hersenen is het zogenaamde beloningscentrum.

Het nieuwe deel (neocortex) is het rationele deel van de hersenen. Het zorgt ervoor dat de mens informatie kan interpreteren, begrijpen en beoordelen. Van alle zoogdieren is bij de mens het nieuwe deel het verst ontwikkeld.

De hersenstam, middenhersenen en het beloningscentrum
De hersenstam ligt tussen het ruggenmerg en de hersenen. Vanuit de hersenstam worden vitale functies als ademhaling, hartslag, bloed- druk, spijsvertering en slapen bestuurd.
De middenhersenen liggen vlakbij de hersenstam. Zij zijn betrokken bij onbewust instinctief gedrag, emoties en stemmingen. Emoties als angst, woede, dorst en honger ontstaan vanuit de middenhersenen.

page18image22992 page18image23152 page18image23312 page18image23472 page18image23632 page18image23792 page18image23952 page18image24112
page19image1520 page19image1680 page19image1840 page19image2000 page19image2160 page19image2320 page19image2480 page19image2640
1 Wat zijn drugs en hoe werken ze?
37
page19image3880 page19image4040 
Figuur 1.2 Neocortex; middenhersenen; hersenstam.
Een belangrijk onderdeel van de middenhersenen is het zogenoemde beloningscentrum. Het beloningscentrum zorgt ervoor dat bepaalde gedragingen met een prettig gevoel beloond worden. Dit zijn vooral gedragingen die voor het voortbestaan van de soort van belang zijn. Zoals drinken bij dorst, eten bij honger en seksuele activiteit bij het zien van een mogelijke partner. Doordat het gedrag met een prettig gevoel beloond wordt, is de kans groot dat dit gedrag zich herhaalt. Evolutionair gezien is dit voor de overleving van de soort erg belang- rijk. Er dreigt bijvoorbeeld bij iemand een tekort aan water. De middenhersenen signaleren dit en veroorzaken een gevoel van dorst. Als reactie hierop zoeken we naar water en drinken het op. Het belonings- centrum beloont het drinken met een prettig gevoel. De ondervonden beloning en de omstandigheden waarin het water gevonden is vormen krachtige herinneringen die ervoor zullen zorgen dat we het gedrag in de toekomst herhalen.
Alcohol en drugs zijn, net als eten, drinken en seksuele activiteit, ook in staat om het beloningcentrum op een zeer krachtige manier te prik- kelen. Deze beloning en de omstandigheden waarin gebruikt wordt
page19image18896 page19image19056 page19image19216 page19image19376 page19image19536 page19image19696 page19image19856 page19image20016
page20image1392 page20image1552 page20image1712 page20image1872 page20image2032 page20image2192 page20image2352 page20image2512
38 Drugs en alcohol Gebruik, misbruik en verslaving
vormen, net als bij het drinken van water bij dorst, zeer krachtige
herinneringen.

Verslaving
Bij het ontstaan van verslaving zijn van belang:
Het beloningscentrum. De mate waarin het beloningscentrum (na
geprikkeld te zijn) prettige gevoelens kan oproepen verschilt per mens. Werkt het beloningscentrum minder goed, dan kunnen mensen minder genieten van alledaagse beloningen (Brink, 2006). Bij hen zullen extreme ervaringen zoals racen, bergbeklimmen of gebruik van drugs grote invloed hebben. Van dit soort activiteiten krijgen ze wel een kick. Ze ervaren dan wel het prettige gevoel dat een ander al van alledaagse activiteiten ondervindt. Iemand met een slecht functionerend beloningscentrum zal extra gevoelig zijn voor het gebruik van drugs. Werkt het beloningcentrum normaal, dan zal de krachtige prikkeling van bijvoorbeeld drugsgebruik een te sterk en dus negatief effect kunnen hebben. Bepaalde genen kun- nen verantwoordelijk zijn voor het verminderd functioneren van het beloningscentrum. Verder zal door langdurig druggebruik het beloningscentrum ook minder goed gaan functioneren. In feite verandert door het langdurig druggebruik dit deel van de hersenen (Brink, 2006).
Het geheugen. Het positieve gevoel na gebruik en de situatie waarin het gebruik plaatsvond, worden door de middenhersenen in het geheugen opgeslagen en vormen zeer sterke herinneringen. Dat klopt ook met wat gebruikers vertellen. Zij kunnen zich de eerste keren dat ze gebruikten en de situatie waarin dat plaatsvond heel goed herinneren. Deze herinnering kan later een zeer sterke trek of verlangen (craving) oproepen, bijvoorbeeld als de gebruiker in een situatie komt die doet denken aan eerder gebruik (Brink, 2006). Dit verlangen kan net zo sterk zijn als het dorstgevoel in het voorbeeld hierboven. Terugval in gebruik ligt dan op de loer. De krachtige ma- nier waarop de ervaringen opgeslagen worden, betekenen in zekere zin een verandering van de hersenen.
De nieuwe hersenen. De nieuwe hersenen vormen het rationele deel van de hersenen. Een deel van de nieuwe hersenen heeft tot taak om conflicten tussen verlangens (naar bijv. alcohol en drugs) en rationele overwegingen (je kunt toch iets anders doen in plaats van drinken; bel die goede vriend op als je trek krijgt) in goede banen te leiden. De middenhersenen zullen geneigd zijn om aan het verlan- gen naar alcohol en drugs toe te geven. De rede en rationaliteit van de nieuwe hersenen zullen dit proberen te voorkomen, maar kun-
page20image23616 page20image23776 page20image23936 page20image24096 page20image24256 page20image24416 page20image24576 page20image24736 page20image24896 page20image25056
page21image1504 page21image1664 page21image1824 page21image1984 page21image2144 page21image2304 page21image2464 page21image2624
1 Wat zijn drugs en hoe werken ze? 39
page21image3552 page21image3712
nen hier lang niet altijd tegen op. Bij verslaafden functioneert het deel van de nieuwe hersenen dat met deze interne conflicten moet omgaan minder goed. Dit kan verklaren waarom de reactie van verslaafden op heftige verlangens vaak minder goed verloopt en ver- slaafden geen weerstand kunnen bieden aan de impuls tot gebruik (Brink, 2006).

1.7.3 de prikkeloverdracht tussen zenuwen
Alcohol en drugs verstoren de prikkeloverdracht tussen zenuwen (Inaba & Cohen, 1996; Snyder, 1989). Het zenuwstelsel bestaat uit mil- jarden cellen. Al die cellen staan met elkaar in verbinding. Hierdoor kunnen signalen via een enorm breed vertakt netwerk doorgegeven worden. Iemand die zich aan een hete pan brandt, trekt onmiddellijk de hand terug en houdt deze onder koud stromend water. Simpele handelingen waar heel wat schakeltjes in het zenuwstelsel voor nodig zijn. Eerst gaat er een signaal van de hand naar de hersenen. Deze interpreteert het signaal en stuurt een aantal boodschappen naar ver- schillende plekken terug waardoor degene zijn hand terugtrekt, hij pijn voelt, au roept, zijn hand onder de koude kraan houdt en het voor- val in zijn geheugen opslaat zodat hij de volgende keer beter uitkijkt. De signaal- of prikkeloverdracht tussen de zenuwcellen verloopt via een chemisch proces. Een zenuwcel bestaat uit een cellichaam met enkele korte uitlopers (de dendrieten) en een lange uitloper (het axon). Het axon van de ene cel maakt contact met de dendrieten van de vol- gende cel. Tussen het axon en de dendriet ligt een ruimte. Deze ruimte wordt de synaptische spleet genoemd (zie figuur 1.3a). Het contact tussen zenuwen vindt plaats met behulp van chemische stofjes. Deze stofjes worden overdrachtsstoffen ofwel neurotransmitters genoemd.
cellichaam dendriet axonuiteinde axon synaps

page21image21584 page21image21744 page21image21904 page21image22064 page21image22224 page21image22384 page21image22544 page21image22704
page22image1496 page22image1656 page22image1816 page22image1976 page22image2136 page22image2296 page22image2456 page22image2616
40 Drugs en alcohol Gebruik, misbruik en verslaving transporter
receptor
page22image4000 page22image4160 
Neurotransmitters zitten in kleine blaasjes aan het uiteinde van het axon en kunnen van daaruit de synaptische spleet oversteken en zich hechten aan bepaalde structuren van de dendriet of volgende cel. Deze structuren worden receptoren genoemd (zie figuur 1.3b). Door de hechting wordt het mogelijk de elektrische lading van de dendriet te veranderen. Wordt die positief dan zal de zenuw signalen gaan afvuren. Wordt die negatief dan zal het afvuren van signalen door de zenuwcel geremd worden. Na hechting aan de receptor laat de neu- rotransmitter los en gaat terug naar de zenuw waar hij oorspronkelijk vandaan kwam. Het teruggaan naar de zenuw gebeurt met een soort pompje. Dit pompje wordt een transporter genoemd. Neurotransmitters zijn dus stoffen die zorgen voor de communicatie, ofwel de prikkeloverdracht, tussen zenuwen. Het zijn als het ware de boodschappenjongens van de hersenen. Zij maken het mogelijk dat prikkels van de ene zenuw naar de andere wordt overgedragen. Stapsgewijs gaat het proces van prikkeloverdracht als volgt:
  1. 1  De boodschap, het elektrische signaaltje, komt bij het uiteinde van het axon aan.
  2. 2  De zakjes aan het uiteinde van het axon gaan open en neurotrans- mitters komen vrij.
  3. 3  Deneurotransmitterskomenindesynaptischespleetterechtenste- ken deze over.
  4. 4  Deneurotransmittershechtenzichaandereceptoren.
page22image19024 page22image19184 page22image19344 page22image19504 page22image19664 page22image19824 page22image19984 page22image20144
page23image1400 page23image1560 page23image1720 page23image1880 page23image2040 page23image2200 page23image2360 page23image2520
1 Wat zijn drugs en hoe werken ze? 41
page23image3448 page23image3608
  1. 5  Deelektrischeladingvandedendrietverandert.Deontvangende zenuw zal harder of juist minder hard gaan vuren.
  2. 6  Deneurotransmitterkoppeltzichlos.
  3. 7  Deneurotransmitterwordtafgebrokenof:
  4. 8  Deneurotransmitterwordtdoordetransporternaardeoorspronke-
    lijke zenuw teruggebracht.
Alcohol en drugs veranderen de werking van neurotransmitters en grijpen in op dit systeem van prikkeloverdracht. De veranderende neurotrans- missie leidt tot een andere prikkeloverdracht dan normaal. Hierdoor wordt het beloningscentrum extra geprikkeld en veranderen allerlei li- chamelijke processen. Reden waarom mensen zich na het gebruik van drugs zo lekker voelen.
Drugs kunnen de neurontransmissie op de volgende manieren beïnvloeden:
  1. 1  De afgifte van neurotransmitters stimuleren. Drugs dringen in de zakjes
    aan het uiteinde van de zenuw binnen en duwen de neurotransmit-
    ters naar buiten.
  2. 2  De werking van neurotransmitters imiteren. Drugs bezetten de receptor
    en geven dezelfde signalen af als de neurotransmitter. Omgekeerd
    kunnen ze de werking van de receptor ook blokkeren.
  3. 3  Hetteruggaanvanneurotransmittersnaardeoorspronkelijkezenuwblok- keren. Drugs blokkeren de transporter waardoor de neurotransmit-
    ter niet terug kan naar de oorspronkelijke zenuw. De neurotrans-
    mitters blijven dan actief en blijven signalen uitzenden.
  4. 4  Deenzymenremmendieneurotransmittersafbreken.Alsneurotransmit-
    ters zich loskoppelen van de receptor blijven ze soms in de synap- tische spleet zweven. Ze worden dan afgebroken door enzymen. Drugs kunnen de activiteit van deze enzymen remmen. Ook dan blijven de neurotransmitters langer actief.
  5. 5  Een tekort aan neurotransmitters veroorzaken. Drugs kunnen de produc- tie van neurotransmitters remmen of ervoor zorgen dat ze geleide- lijk weglekken uit de blaasjes.
Er zijn inmiddels ongeveer tachtig neurotransmitters ontdekt. Enkele bekenden zijn: noradrenaline, dopamine, serotonine, glutamaat, gaba en anadamide. Wat betreft chemische structuur lijken deze stoffen op verschillende drugs. Zo lijkt de structuur van methamfetamine op do- pamine en de structuur van THC op anandamide.
Overal in de hersenen en zenuwen vindt neurotransmissie plaats. De effecten van drugs hangen af van de plek in de hersenen waar de drugs
page23image22008 page23image22168 page23image22328 page23image22488 page23image22648 page23image22808 page23image22968 page23image23128
page24image1416 page24image1576 page24image1736 page24image1896 page24image2056 page24image2216 page24image2376 page24image2536
42 Drugs en alcohol Gebruik, misbruik en verslaving
page24image3424 page24image3584
de neurotransmissie veranderen en de functie die dat specifieke her- sengebied heeft. Als een drug de neurotransmissie verandert in een gebied dat betrokken is bij het hongergevoel, zal die drug invloed heb- ben op het hongergevoel.
Van de meeste drugs is inmiddels bekend hoe en waar in de hersenen zij de neurotransmissie beïnvloeden. Hiermee kunnen de effecten die de afzonderlijke drugs veroorzaken voor een deel begrepen worden. Bij de bespreking van de afzonderlijke drugs in de volgende hoofd- stukken, wordt uitgebreid ingegaan op de manier waarop drugs de neurontransmissie beïnvloeden.

Voorbeelden
Cannabis bindt zich aan de cannabinoïde-receptor en imiteert de werking van anandamide. Anandamide stimuleert op (een in- directe) manier het beloningscentrum. Cannabis zal dat net als anandamide ook doen, waardoor iemand zich lekker gaat voelen. Anandamide-receptoren komen ook voor in het geheugen en hongercentrum. Deze functies worden door cannabis beïnvloed. Amfetamine bindt zich aan de dopaminetransporter. De transpor- ter (het pompje) gaat hierdoor omgekeerd werken, waardoor amfetamine het axon indringt en dopamine de synaptische spleet induwt. De hoeveelheid dopamine in de synaps wordt verhoogt waardoor het beloningscentrum geprikkeld wordt. Amfetamine verhoogt ook de hoeveelheid noradrenaline. Noradrenaline prik- kelt het sympathische zenuwstelsel, waardoor het hart sneller gaat kloppen, spieren zich spannen en pupillen vergroten.
Heroïne wordt in het lichaam omgezet in morfine. Morfine imiteert de werking van endorfine. Endorfine stimuleert op een indirecte manier het beloningscentrum. Morfine zal dat ook doen. Endorfine zorgt ervoor dat bepaalde zenuwen minder substantie P gaan afscheiden. Substantie P geeft pijnsignalen door. Morfine zal er net als endorfine voor zorgen dat er minder substantie P wordt afgescheiden waardoor pijn minder gevoeld wordt.
Alcohol beïnvloedt onder andere Gaba. Gaba remt de werking van zenuwcellen waardoor iemand verdooft raakt.

Neurotransmitters en genen
Genen bevatten de informatie voor de erfelijke eigenschappen, zo- als de kleur van het haar en de ogen. Genen zijn ook van invloed op de aanmaak en afbraak van neurotransmitters en receptoren. Een
page24image22056 page24image22216 page24image22376 page24image22536 page24image22696 page24image22856 page24image23016 page24image23176
page25image1408 page25image1568 page25image1728 page25image1888 page25image2048 page25image2208 page25image2368 page25image2528
1 Wat zijn drugs en hoe werken ze? 43
page25image3456 page25image3616
ongunstige variant van een bepaald gen zorgt ervoor dat er minder dopaminereceptoren zijn. Het beloningscentrum functioneert dan minder goed, waardoor iemand minder goed in staat is om te genieten van alledaagse beloningen (Brink, 2006). Een gunstige variant van het gen zorgt ervoor dat er veel dopaminereceptoren zijn. Het gebruik
van drugs zal bij een minder goed functionerend beloningscentrum een zeer positieve ervaring opleveren, terwijl bij een normaal functio- nerend beloningscentrum het gebruik van drugs een te krachtige en dus negatieve ervaring kan opleveren. De groep met het minder goed functionerende beloningscentrum is vatbaarder voor misbruik en ver- slaving (zie ook paragraaf 1.7.2).
Neurotransmitters en receptoren
Tussen het aantal neurotransmitters en haar receptoren bestaat een evenwicht. Als receptoren herhaaldelijk door drugs bezet worden, zal het zenuwstelsel zich aan de overprikkeling aanpassen door de recep- toren gevoeliger te maken of het aantal te verminderen (down regula- tion). Er zal dan meer gebruikt moeten worden om het oorspronkelijke effect weer terug te krijgen. Zo kan herhaald gebruik van drugs lang- durige en mogelijk blijvende veranderingen in het brein veroorzaken, waarbij het aantal dopaminereceptoren afneemt (Brink, 2006). Er zijn dus twee redenen waarom verslaafden minder dopaminereceptoren hebben. Genetisch en door het voortdurende gebruik.
Is er weinig binding, dan is het zenuwstelsel geneigd de receptoren ge- voeliger te maken of het aantal te laten toenemen (up regulation) zodat in ieder geval zoveel mogelijk neurotransmitters opgevangen worden. Verslavingsverschijnselen als tolerantie en onthoudingsverschijnselen kunnen ook vanuit dit evenwicht begrepen worden. Dit komt aan bod in paragraaf 1.9.

Intermezzo 1.5 Geschiedenis: het begin van het wereldwijde verbod
1911 Eerste opiumconferentie in Den Haag op initiatief van de Verenigde Staten naar aanleiding van problemen in de Verenigde Staten rond het gebruik van opium.
1912 Opium verdrag van 1912. In dit verdrag werd bepaald dat cocaïne en opiaten alleen voor medische en wetenschappelijke doeleinden vervaardigd mochten worden.

1912 MDMA (werkzame stof in xtc) wordt voor het eerst gemaakt en er wordt een patent op aangevraagd.
page25image22288 page25image22448 page25image22608 page25image22768 page25image22928 page25image23088 page25image23248 page25image23408
page26image1416 page26image1576 page26image1736 page26image1896 page26image2056 page26image2216 page26image2376 page26image2536
44 Drugs en alcohol Gebruik, misbruik en verslaving
page26image3424 page26image3584
1914 Harrison Narcotic Act in de Verenigde Staten. Deze wet stelt bezit van drugs strafbaar.
1919 Eerste Nederlandse Opiumwet. Met als basis het verdrag van 1912. Bezit van drugs is nog niet strafbaar. Handel is alleen voor medische doeleinden toegestaan.

1920-1933 Alcoholverbod in de Verenigde Staten. Illegaal ge- stookte drank kost 35.000 mensen het leven. Maar alcoholisme en ziekten als levercirrose en gevallen van huiselijk geweld namen enorm af.
1928 Tweede Opiumwet. Bezit van drugs wordt ook strafbaar. Hennep valt onder de Opiumwet.
1930-1934 Pogingen van geheelonthoudersbewegingen om ook Nederland droog te leggen.
1934 Begin van de Anonieme Alcoholisten.
1937 Marihuana in de VS wordt verboden. Ook het verbouwen van de hennepplant voor medische en economische redenen.
1938 Albert Hofmann maakt voor het eerst lsd in zijn zoektocht naar medicijnen afgeleid uit de moederkoornschimmel. 1940-1944 Amfetamine wordt door legerartsen voorgeschreven tegen vermoeidheid.


Figuur 1.4 Marihuana.
page26image12896 page26image13056 page26image13216 page26image13376 page26image13536 page26image13696 page26image13856 page26image14016
page27image1400 page27image1560 page27image1720 page27image1880 page27image2040 page27image2200 page27image2360 page27image2520
1 Wat zijn drugs en hoe werken ze? 45
page27image3448 page27image3608
1.8 Risico’s van gebruik
Druggebruik gaat gepaard met korte- en langetermijnrisico’s voor de gezondheid, het maatschappelijke functioneren en er bestaat een kans op verslaving.
1.8.1 lichamelijke risico’s
De dosis, frequentie en wijze van toedienen kunnen ernstige conse- quenties voor de gezondheid hebben. Als over risico’s van alcohol en druggebruik gesproken wordt, wordt vaak alleen aan verslaving ge- dacht. De lichamelijke risico’s zijn echter zeker zo belangrijk.
Het is belangrijk om te weten hoe en wanneer gezondheidsrisico’s precies ontstaan, zodat er adviezen gegeven kunnen worden om deze risico’s in te perken. Probleem hierbij is dat de meeste drugs illegaal zijn, waardoor er weinig animo is om onderzoek te financieren dat ge- richt is op beperking van de schade of zo veilig mogelijk gebruik.
  • −  Alcohol en haar afbraakproducten zijn uiterst giftig. Er is inmiddels redelijk veel onderzoek bekend vanaf welke dosis de lichamelijke risico’s beginnen toe te nemen (Poppelier et al., 2002). Hieruit is af te leiden dat een dagelijkse consumptie van een à twee glazen per dag voor vrouwen en twee à drie voor mannen geen risico’s met zich meebrengt. Deze hoeveelheden gelden overigens niet bij zwanger- schap, ziekten en het al doorgemaakt hebben van verslavingspro- blemen. Gebruik boven deze hoeveelheden, vergroot sterk de kans op lichamelijke aandoeningen als leverziekten, hartziekten en aller- lei vormen van kanker.
  • −  Hasj en wiet worden vooral schadelijk door de toedieningswijze. Het roken is schadelijk voor de longen, ook bij geringe hoeveelheden. De schade wordt beperkt door gebruik van een Vaporizer waardoor de hasj of wiet verdampt. Verder is er kans op psychose (zie hoofd- stuk 12).
  • −  Tabak veroorzaakt de meeste doden van alle gebruikte drugs, voor- namelijk door de toedieningswijze: het roken. Er zijn risico’s bij matig gebruik en zelfs meeroken is schadelijk.
  • −  Xtc is als stof mogelijk giftig voor bepaalde zenuwcellen. Door niet te vaak te gebruiken kunnen de risico’s beperkt worden.
  • −  Cocaïne is schadelijk voor de neus en het hart. De risico’s voor het hart nemen sterk toe wanneer door ouder worden de conditie van hart- en bloedvaten achteruit gaat.
page27image22608 page27image22768 page27image22928 page27image23088 page27image23248 page27image23408 page27image23568 page27image23728
page28image1400 page28image1560 page28image1720 page28image1880 page28image2040 page28image2200 page28image2360 page28image2520
46 Drugs en alcohol Gebruik, misbruik en verslaving
page28image3408 page28image3568
Heroïne is bij een geringe dosis nauwelijks giftig. Bij een grote dosis is de kans zeer groot dat de ademhaling onderdrukt wordt, met fa- tale gevolgen. Risico’s van heroïne zitten vooral in de toedienings- wijze: spuiten en roken.
In de volgende hoofdstukken wordt per drug uitgebreid ingegaan op de lichamelijke risico’s.

1.8.2 maatschappelijk functioneren
De invloed van alcohol en drugs op het maatschappelijk functioneren is verschillend en is sterk afhankelijk van de mate van gebruik. Alcohol kan bij matig gebruik een positieve invloed hebben op het functione- ren. Losser worden en wat makkelijker praten kan de sociale contacten ten goede komen. Tabak heeft nauwelijks invloed op het maatschap- pelijk functioneren, ook niet bij veel roken. Druggebruik brengt maat- schappelijk extra risico’s met zich mee, mede vanwege de illegaliteit en gebrek aan controle op kwaliteit. Bij overmatig gebruik hebben alcohol en drugs vrijwel altijd zeer negatieve gevolgen. Er kunnen pro- blemen ontstaan met politie en justitie, met opleiding of werk en met vrienden, familie en partner. Vaak zijn deze problemen een reden om te gebruiken, waardoor de situatie er slechter op wordt.

1.8.3 misbruik/afhankelijkheid
Het meest in het oog springende gevolg van alcohol en druggebruik is verslaving of afhankelijkheid. Er zijn definities van Jellinek, de We- reldgezondheidsorganisatie (WHO) en de Amerikaanse Vereniging van Psychiatrie (APA). De definitie van de APA wordt op dit moment wereldwijd gebruikt. Jellinek heeft het over alcoholisme, de definities van de WHO en APA zijn breder. Zij definiëren afhankelijkheid in het algemeen. In de Nederlandse verslavingszorg is de definitie van Van Dijk lange tijd belangrijk geweest.

Van Dijk: systeem van vicieuze cirkels
Van Dijk beschreef in 1976 verslaving als een systeem van vicieuze cir- kels waardoor de aandoening de neiging heeft zichzelf te versterken (Van Dijk, 1976). Hij onderscheidde vier cirkels.

1
Farmacologische vicieuze cirkel. Na stoppen of minderen ervaart de
gebruiker onprettige lichamelijke reacties ofwel onthoudingsver- schijnselen. Deze onthoudingsverschijnselen verdwijnen wanneer er opnieuw gebruikt wordt. Dit helpt op de korte termijn, maar op de lange termijn nemen de verschijnselen alleen maar toe.
page28image22256 page28image22416 page28image22576 page28image22736 page28image22896 page28image23056 page28image23216 page28image23376
page29image14002  Psychische vicieuze cirkel. Door het gebruik voelt de gebruiker zich schuldig en soms ook angstig. De gebruiker kent maar een remedie tegen dit negatieve gevoel en dat is opnieuw gebruiken. Hierdoor komen deze negatieve gevoelens in heviger mate terug waardoor opnieuw gebruikt wordt.
  1. 3  Sociale vicieuze cirkel. Door het gebruik ontstaan conflicten met de partner of op het werk. Om geen last te hebben van deze conflicten wordt opnieuw gebruikt. Hierdoor verergeren de conflicten waar- door de neiging om opnieuw te gebruiken opnieuw gevoed wordt.
  2. 4  De cerebrale vicieuze cirkel. Door het gebruik van bepaalde drugs kan hersenbeschadiging optreden. Hierdoor kan het vermogen om je- zelf te beheersen of verstandige keuzes te maken aangetast worden, zodat er minder weerstand is tegen herhaald gebruik.
Jellinek: alcoholisme is een ziekte
De alcoholonderzoeker Jellinek beschreef in 1961 alcoholisme als een ziekte. Centraal stond bij hem het begrip controleverlies. Dat wil zeg- gen dat drinkers ondanks de beste voornemens om matig te drinken, toch telkens weer doorzakken. Jellinek had het idee dat je van dat con- troleverlies nooit meer afkwam. Tegenwoordig wordt dat niet meer zo absoluut gezien en wordt eerder van een ‘verminderde controle’ (im- pairment of control) gesproken.

De WHO
De Wereldgezondheidsorganisatie geeft een boekwerk uit waarin di- agnostische criteria van alle ziekten beschreven worden (WHO, 2002). De tiende editie van dit ‘International Classification System of Dis- eases’ (ICD-10) beschrijft onder andere schadelijk gebruik en afhanke- lijkheid van alcohol of drugs. Schadelijk gebruik is al het gebruik dat lichamelijke of geestelijke schade veroorzaakt. Van afhankelijkheid is sprake als drie van onderstaande symptomen zich het afgelopen jaar samen hebben voorgedaan:
  1. 1  Een sterk verlangen te gebruiken.
  2. 2  Moeiteomgebruiktecontroleren,datwilzeggenhetmoeilijkvin-
    den om gebruik uit te stellen, matig te gebruiken of om op tijd te
    stoppen.
  3. 3  Aanwezigheidvantolerantie,datwilzeggendatgroteredosesno-
    dig zijn om het oorspronkelijke effect nog te voelen.
  4. 4  Aanwezigheidvanonthoudingsverschijnselenbijminderenofstop-
    pen.
  5. 5  Toenemendeverwaarlozingvanhobby’s.Veeltijdgaatverlorendoor
    het gebruik en het herstellen ervan.
page29image22544 page29image22704 page29image22864 page29image23024 page29image23184 page29image23344 page29image23504 page29image23664
page30image1392 page30image1552 page30image1712 page30image1872 page30image2032 page30image2192 page30image2352 page30image2512
48 Drugs en alcohol Gebruik, misbruik en verslaving
6 Doorgaanmetgebruikondanksdewetenschapdathetgebruik
schade oplevert.

DSM IV
De Amerikaanse Vereniging van Psychiatrie geeft een boekwerk uit waarin alle diagnostische criteria voor psychische stoornissen be- schreven worden (APA, 1994). De vierde editie van dit ‘Diagnostic Statistical Manual’ (DSM-IV) spreekt van misbruik en van afhankelijk- heid. Van misbruik is sprake als zich in de afgelopen twaalf maanden ten minste een van onderstaande situaties heeft voorgedaan:
  1. 1  Herhaaldelijk gebruik van alcohol of drugs waardoor problemen ontstaan op het werk, school of thuis. Bijvoorbeeld veel afwezig zijn, slecht werk leveren, afspraken niet nakomen.
  2. 2  Herhaaldelijkgebruikvanalcoholofdrugsinsituatieswaarindat gevaarlijk is voor de gebruiker zelf of anderen. Bijvoorbeeld autorij- den of het bedienen van een machine onder invloed.
  3. 3  Hetherhaaldelijkinaanrakingkomenmetpolitieofjustitie(bijv. wegens vechtpartijen of verstoring van de openbare orde).
  4. 4  Doorgaanmetgebruikondanksdateriederekeerproblemenont- staan op sociaal of relationeel vlak.
Volgens de DSM-IV is er sprake van afhankelijkheid wanneer het af- gelopen jaar drie van onderstaande zeven symptomen zich hebben voorgedaan.
  1. 1  Ontwikkeling van tolerantie.
  2. 2  Lasthebbenvanonthoudingsverschijnselenbijminderenofstop- pen.
  3. 3  Meerengedurendelangeretijdgebruikendanhetplanis.
  4. 4  Aanhoudendewensofmisluktepogingenomteminderenofte
    stoppen.
  5. 5  Veel tijd gaat verloren aan het verkrijgen van het middel, het gebruik
    zelf en het herstellen ervan.
  6. 6  Minderaandachtbestedenofopgevenvansocialecontacten,hob-
    by’s en werk.
  7. 7  Doorgaanmetgebruikondanksdewetenschapdaterproblemen
    zijn die door het gebruik veroorzaakt zijn of verergeren.
De omschrijving van WHO en DSM-IV lijken sterk op elkaar. De WHO noemt het sterke verlangen naar alcohol of drugs expliciet. In de de- finitie van de DSM-IV komt dit verlangen tot uiting in kenmerken als: meer en langer drinken dan het plan was en mislukte pogingen om het gebruik te minderen. Beide omschrijvingen noemen: veel bezig zijn
page30image19776 page30image19936 page30image20096 page30image20256 page30image20416 page30image20576 page30image20736 page30image20896 page30image21056 page30image21216
page31image1408 page31image1568 page31image1728 page31image1888 page31image2048 page31image2208 page31image2368 page31image2528
1 Wat zijn drugs en hoe werken ze? 49
page31image3456 page31image3616
met het middel, minder aandacht besteden aan hobby’s en doorgaan met gebruik ondanks de wetenschap dat het problemen oplevert. Bei- de omschrijvingen hebben het ook over tolerantie en onthoudingsver- schijnselen als kenmerk, dit komt in de volgende paragraaf aan bod.

Intermezzo 1.6 De recente geschiedenis
1945 Waarschuwingen tegen roken van de Mayokliniek in de VS. 1950-1970 Amfetamine wordt in de VS door velen gebruikt als vermageringsmiddel.
1961 Enkelvoudig Verdrag van New York. Ondertekenaars ver- plichten zich erop toe te zien dat het gebruik van verdovende middelen beperkt blijft tot geneeskundige en wetenschappelijke doelen. Het orgaan dat toezicht houdt is de INCB (International Narcotic Control Board). Het INCB kan landen ter verantwoor- ding roepen en zelfs strafmaatregelen uitvaardigen.

1964 Officieel rapport in de VS dat roken van tabak ongezond is. 1972 Eerste hasjcoffeeshop van Nederland.
1976 Wijziging Nederlandse Opiumwet. De wet maakt sindsdien een onderscheid tussen drugs met een onaanvaardbaar risico, de harddrugs die op lijst 1 geplaatst zijn, en drugs met een minder zwaar risico, hasj en wiet die op lijst 2 staan.

1980 Publicatie van richtlijnen, waaronder verkoop van hasj en wiet is toegestaan. Opsporing door politie had weinig prioriteit meer. Begin van enorme uitbreiding van coffeeshops.
1982 Eerste berichten over aids. Een ziekte die de komende jaren honderden spuitende druggebruikers zal treffen.

1986 Begin van xtc-gebruik, vooral op Ibiza en in Londen.
1988 Xtc wordt in Nederland in de Opiumwet opgenomen.
1996 Richtlijnen voor coffeeshops worden verscherpt. Deze zijn nu: geen reclame, geen harddrugs, geen toegang voor personen onder de achttien jaar, geen verkoop van meer dan vijf gram per dag.
1997 Nieuw coffeeshopbeleid in Amsterdam. Coffeeshops krijgen exploitatievergunning.
1997 2C-B wordt opgenomen in de Opiumwet.
2000 Oprichting Bureau Medicinale Cannabis (BMC) die de teelt van medicinale cannabis moet reguleren.
2001 Verkoop van poppers wordt verboden door het ministerie van Volksgezondheid. Poppers zouden hartkloppingen, bloedar- moede en hoofdpijn veroorzaken.

page31image21608 page31image21768 page31image21928 page31image22088 page31image22248 page31image22408 page31image22568 page31image22728
page32image1408 page32image1568 page32image1728 page32image1888 page32image2048 page32image2208 page32image2368 page32image2528
50 Drugs en alcohol Gebruik, misbruik en verslaving
page32image3416 page32image3576
2002 GHB (gammahydroxybutyraat) wordt opgeno-
men in de Opiumwet. GHB valt ook onder de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening.
2003 Medicinale cannabis kan via de apotheek verkregen worden.


1.9 Tolerantie, onthoudingsverschijnselen, craving
1.9.1 tolerantie
Als een stof gedurende lange tijd gebruikt wordt, past het lichaam zich aan de stof aan. Het gevolg is dat op een gegeven moment de effecten niet meer gevoeld worden. Iemand die veel drinkt wordt niet meer aan- geschoten van acht pilsjes. Iemand die geregeld valium gebruikt heeft na enige tijd vijf tot tienmaal de oorspronkelijke dosis nodig om zijn angst nog te onderdrukken. De gebruikers zijn tolerant geworden voor de psychotrope effecten van de stof. Tolerantie is dus het ervaren van een geringer effect bij dezelfde dosis ofwel het moeten vergroten van de dosis om het oorspronkelijke effect nog te voelen.
De ontwikkeling van tolerantie bij een bepaalde drug is niet voor alle effecten hetzelfde. Iemand die morfine als pijnstillend middel krijgt, zal in het begin misselijk worden en nauwe pupillen hebben. Na ge- regelde toediening zal hij niet meer misselijk zijn, maar heeft nog wel steeds kleine pupillen. Van amfetamine wordt iemand energiek en stijgt de bloeddruk. Na regelmatig gebruik zal het oppeppende effect niet meer voelbaar zijn, maar het effect dat de bloeddruk verhoogd wordt zal blijven.
Bij xtc treedt tolerantie voor het zogenoemde entactogene effect (vol- komen ontspannen zijn, contact met anderen willen, muziek beter horen) in sterkere mate op, dan voor het stimulerende effect. Na enige tijd is dit effect niet meer voelbaar en rest alleen het oppeppende effect van xtc. Een tot twee maanden onthouding is nodig om het entacto- gene effect weer te voelen.
Tolerantie kan op verschillende manieren ontstaan. Er is sprake van de volgende vormen:
Metabolische tolerantie. De lever kan zich aanpassen, waardoor de en-
zymen in de lever de stoffen sneller gaan afbreken. Hierdoor moet
iemand meer gaan gebruiken om het effect nog te voelen.
Weefseltolerantie. Zenuwcellen kunnen zich ook aanpassen. Zij wor-
den dan minder gevoelig voor de drug. Alcohol bijvoorbeeld gaat op een receptor zitten, waardoor de remmende neurotransmitter
page32image23208 page32image23368 page32image23528 page32image23688 page32image23848 page32image24008 page32image24168 page32image24328
page33image1400 page33image1560 page33image1720 page33image1880 page33image2040 page33image2200 page33image2360 page33image2520
1 Wat zijn drugs en hoe werken ze? 51
page33image3448 page33image3608
(gaba) zich langere tijd aan dezelfde receptor kan binden. Hierdoor wordt het remmende effect van gaba groter. De zenuw merkt dit en gaat de samenstelling van de receptor veranderen, waardoor alcohol zich niet langer aan die receptor kan binden. Iemand moet meer gaan drinken om hetzelfde remmende effect alsnog te bereiken.
Kruistolerantie. De ene stof veroorzaakt tolerantie voor de andere stof. Iemand die gewend is aan heroïne, raakt ook gewend aan me- thadon.
Negatieve tolerantie. Er is niet meer, maar juist minder van de stof nodig om eenzelfde effect te bereiken. Soms kan bij cannabis nega- tieve tolerantie optreden. Iemand is dan gevoeliger geworden voor de effecten. Negatieve tolerantie is een zeldzaam verschijnsel.
Cyclische tolerantie. De tolerantie ontwikkelt zich zeer snel en houdt zeer kort aan, bijvoorbeeld bij gebruik van tripmiddelen. Bij lsd-ge- bruik ontwikkelt zich na vier tot vijf dagen tolerantie; na ongeveer een even lange periode is deze tolerantie weer verdwenen.
Omgekeerde tolerantie. Bij ouder worden of bij beschadiging van de lever kan de tolerantie sterk afnemen.
Na stoppen of minderen kan tolerantie naar het beginniveau terugke- ren. Dit kan zeer riskant zijn wanneer er sprake is van terugval en de gebruiker dezelfde dosis neemt die hij gewend was te nemen. Bij hero- ine is dan de kans op een overdosis erg groot.

1.9.2 onthoudingsverschijnselen
Onthoudingsverschijnselen zijn de lichamelijke reacties op het minde- ren of stoppen met gebruik.
Het lichaam heeft zich door het vele gebruik aan de drug aangepast. Het zenuwstelsel of de lever is door het vele gebruik veranderd. Het aantal receptoren in de zenuwcellen is toe- of afgenomen of er zijn ex- tra enzymen in de lever ontwikkeld.

Wanneer het lichaam de drug ineens niet meer krijgt moet het zich opnieuw aanpassen. Dat wordt ervaren als onthoudingsverschijnselen. Deze verschijnselen kunnen zeer onprettig zijn. De gebruiker gaat bijvoorbeeld zweten (alcohol), krijgt kippenvel (heroïne) of gaat slecht slapen (cannabis).
De onthoudingsverschijnselen zijn vaak het tegengestelde van wat iemand onder invloed ervaart. Heroïnegebruik levert rust op, nauwe pupillen, trage werking van de darmen en remming van seksuele functies. Tijdens de onthoudingsfase is er onrust, wijde pupillen, een versnelde werking van de darmen met buikkrampen en diarree en ont- remmen van de seksuele functies, bijvoorbeeld in de vorm van spon-
page33image24240 page33image24400 page33image24560 page33image24720 page33image24880 page33image25040 page33image25200 page33image25360
page34image1408 page34image1568 page34image1728 page34image1888 page34image2048 page34image2208 page34image2368 page34image2528
52 Drugs en alcohol Gebruik, misbruik en verslaving
page34image3416 page34image3576
tane zaadlozingen en orgasmen (die meestal als onaangenaam beleefd worden). Speedgebruikers kunnen vaak dagen of weken achtereen niet slapen. Tijdens de onthoudingsfase is een slaap van drie keer 24 uur heel gewoon.
Onthoudingsverschijnselen kunnen bijzonder onaangenaam zijn. Voor veel gebruikers is de angst voor onthoudingsverschijnselen een reden om te blijven gebruiken.
Voor alle onthoudingsverschijnselen geldt dat ze verdwijnen door de betreffende drug of een nauw verwante stof opnieuw te nemen. Uiter- aard worden hierdoor de verschijnselen op den duur alleen maar erger.

1.9.3 craving
Het gebruik, de ervaren roes en de manier van gebruik vormen zeer krachtige herinneringen. Als een gebruiker in een omgeving komt waarin hij het middel eerder gebruikt heeft, kan een sterk verlangen naar de drug ontstaan. Dit verlangen kan een reden zijn voor terugval.

Intermezzo 1.7 Hoe raak je verslaafd
Verslaafd raak je niet van de ene op de andere dag. Het is iets wat zich in de loop van de tijd ontwikkelt. We nemen het voorbeeld van Harrie, een 44-jarige man die auto’s verkoopt.
Het willen voelen van het effect
Alcohol had vanaf het begin een ware impact op me. Ik vond de uitwerking geweldig. Ik vond het lekker, raakte mijn spanningen kwijt en werd er vrolijk van. Ik was me er toen niet zo van bewust. Maar ik zocht vaak situaties op waar alcohol was.
Verlangen
Ik verlangde vaak naar alcohol. Dat begon in de middag al op mijn werk. Dat nuchtere gevoel beleefde ik vaak als heel onprettig, ik werd extra gejaagd. Als ik dan in de kroeg was ervoer ik ineens dat ik heel rustig en vrolijk werd. Achteraf gezien gebruikte ik de alcohol om van het gejaagde gevoel af te komen. Zonder alcohol kon ik niet meer in een goede stemming komen. Als een klant een auto kocht, dacht ik kunnen we dat niet bezegelen met een glas. Maar dat kon helaas niet. Dat was toch wel ongebruikelijk. Een flesje wijn meegeven mocht wel. Maar die bleef dicht.
page34image22136 page34image22296 page34image22456 page34image22616 page34image22776 page34image22936 page34image23096 page34image23256
page35image1408 page35image1568 page35image1728 page35image1888 page35image2048 page35image2208 page35image2368 page35image2528
1 Wat zijn drugs en hoe werken ze? 53
page35image3456 page35image3616
Tolerantieontwikkeling
Ik merkte wel dat ik sneller en gulziger ging drinken. Het eerste glas vloog erin. Ik begon steeds meer te drinken. Nam ook wel eens iets mee naar mijn werk. En dan ook nog ’s avonds thuis. Ik moet de volgende dag toch wel erg naar drank gestonken hebben. Er was een periode dat ik erg veel kon hebben. Iemand zei wel eens, drink toch eens wat minder. Maar ik dacht wat heb je daar nou aan. Dan voel je toch niks. Om me goed te voelen moet ik toch minstens een glas of vier hebben.
Onthoudingsverschijnselen
Op een gegeven moment kreeg ik ook ontwenningsverschijn- selen. Ik voelde me ’s ochtends onprettig en gejaagd. Ik knapte geweldig op van een slok. Gek, vroeger dronk je om rustig en vrolijk te worden. Later drink je om van een vervelend gevoel af te komen. Al met al werd het vervelende gevoel er niet minder op. Je stond er elke ochtend mee op. Vervelend dat je zo naar drank ruikt. Zeker op mijn werk. Ik moest zo nu en dan ook wel eens verzuimen. Dat vond ik in het begin wel erg maar op een gegeven moment interesseerde het me niet meer. Regelmatig probeerde ik te minderen. Je transpireerde dan en deed ’s nachts geen oog dicht. Dat was niet vol te houden. Ik wilde bewijzen dat ik geen probleem had. Na een of twee dagen soms een week liep het dan weer helemaal uit de hand. Als ik een ander zag drinken was ik verkocht. Alsof ik er geen controle meer over had.

Neerwaartse spiraal
Door het drinken kreeg ik steeds meer problemen. Op mijn werk ging het niet meer. Ik werd een tijdje op ziekteverlof gestuurd. Bepaalde mensen begonnen me ook te vermijden. Om die proble- men maar niet te voelen ging ik opnieuw drinken.

1.10 Theorieën van verslaving
Er zijn verschillende theorieën over het ontstaan van verslaving. Deze theorieën hebben grote invloed op de behandeling.
1 Het
morele model gaat ervan uit dat verslaving ontstaat door een
zwakke wil of door morele zwakte. Verslaafden zijn zondig of schuldig. De aanpak moet vooral strafrechtelijk zijn.
page35image23288 page35image23448 page35image23608 page35image23768 page35image23928 page35image24088 page35image24248 page35image24408
page36image1400 page36image1560 page36image1720 page36image1880 page36image2040 page36image2200 page36image2360 page36image2520
54 Drugs en alcohol Gebruik, misbruik en verslaving
page36image3408 page36image3568
  1. 2  Het farmacologische model gaat geheel uit van de stof. De stof maakt mensen verslaafd. Door het gebruik ontwikkelt zich tolerantie en ontstaan onthoudingsverschijnselen waardoor de gebruiker blijft gebruiken. De aanpak is gericht op het voorkomen dat mensen in aanraking komen met de stof. De drooglegging in de Verenigde Sta- ten, het verbod op drugs en de ‘war on drugs’ zijn gebaseerd op dit model.
  2. 3  Het psychiatrische model ziet verslaving als een symptoom van een onderliggende stoornis. Als deze stoornis wordt behandeld zal de verslaving vanzelf verdwijnen. Aanhangers van het psychiatrische model richten zich dus in de behandeling op psychiatrische ziekten, depressies, problemen in de vroege jeugd, levensmoeilijkheden, ADHD, trauma’s, psychosen enzovoort.
  3. 4  Het sociale model ziet verslaving als een symptoom van een relatie- stoornis tussen mensen of als een gevolg van maatschappelijke druk of stress. In de behandeling is het van belang ook de directe omgeving (gezin/familie) te betrekken.
  4. 5  Het medische model ziet verslaving aan alcohol en drugs als een puur lichamelijke aandoening. Verslaving is een chronische ziekte die het gevolg is van een lichamelijke overgevoeligheid. De gebruiker ervaart vanaf het eerste gebruik een sterke drang om te blijven ge- bruiken. Al snel treedt controleverlies op, waardoor de gebruiker niet meer kan stoppen of minderen. In dit model zal het doel van behandeling altijd gericht zijn op abstinentie, ofwel niet meer ge- bruiken. Voor alcoholisten is matig gebruik niet mogelijk. De AA en behandeling volgens het Minnesotamodel hangen dit model aan.
  5. 6  Het gedragstherapeutische model ziet verslaving als aangeleerd ge- drag. De positieve effecten van alcohol en drugs bekrachtigen het gebruik, waardoor een sterk verlangen naar gebruik ontstaat. Het verlangen naar het positieve effect is belangrijker voor het gebruik van drugs dan de ervaringen in de vroege jeugd. In de behandeling gaat men ervan uit dat iets wat aangeleerd is ook weer afgeleerd kan worden. Veel behandelingen in de verslavingszorg, zoals de leef- stijltrainingen, zelfhulpprogramma op internet en online-behande- lingen zijn op dit model gebaseerd.
  6. 7  Het biopsychosociale model ziet verslaving als het resultaat van aan- geboren vatbaarheid, persoonlijke ontwikkeling en sociale om- standigheden. Iemand kan een genetische predispositie hebben om een verslaving te ontwikkelen. Een niet-optimale persoonlijke ontwikkeling kan ervoor zorgen dat iemand slecht kan omgaan met stress en weinig besluitvaardig is. Negatieve omgevingsinvloeden, zoals gebrek aan warmte, seksueel misbruik, slechte voeding en
page36image24440 page36image24600 page36image24760 page36image24920 page36image25080 page36image25240 page36image25400 page36image25560
page37image1408 page37image1568 page37image1728 page37image1888 page37image2048 page37image2208 page37image2368 page37image2528
1 Wat zijn drugs en hoe werken ze? 55
page37image3456 page37image3616
hoge maatschappelijke eisen, kunnen eveneens een rol spelen bij het ontstaan van verslaving. De gelijktijdige werkzaamheid van deze factoren zorgt ervoor dat iemand verslaafd raakt. De aanpak bestaat uit meerdere interventies. Psychotherapie, medicatie en verbetering van sociale omstandigheden worden ingezet om de verslaving te overwinnen. Inaba gaat uit van een model waarbij verslaving gezien wordt als het resultaat van vatbaarheid, omgevingsinvloeden en het gebruik van bepaalde middelen.
  1. 8  Het hersenziektemodel ziet verslaving als een hersenziekte. Het be- loningscentrum in hersenen kan goed of minder goed functione- ren. Bepaalde genen kunnen ervoor zorgen dat iemand een gering aantal dopaminereceptoren heeft, waardoor hij vatbaarder is voor misbruik en verslaving. Door herhaald en frequent gebruik kan het aantal receptoren nog verder verminderen. Deze veranderingen kunnen langdurig zijn en mogelijk zelfs blijvend. Het gebruik en de manier van gebruik vormen bovendien zeer krachtige herinnerin- gen, waardoor terugval op de loer ligt. Ook kan het vermogen om met krachtige verlangens om te gaan minder goed functioneren. Bij verslaving is dus sprake van een aantal afwijkingen in de hersenen. Mogelijk kunnen in de toekomst medicijnen ontwikkeld worden om dit te beïnvloeden.
  2. 9  In het aanvaardingsmodel accepteert men dat de gebruiker verslaafd is. Het heeft geen zin de verslaafde van zijn verslaving af te hel- pen. Beter is het om te proberen de risico’s die het gebruik en de levensstijl met zich meebrengen zoveel mogelijk te beperken. Het verstrekken van heroïne aan drugsverslaafden is op dit model geba- seerd.
Intermezzo 1.8 Top-12 verslavende middelen
De mate waarin een bepaalde drug verslavend is wordt niet louter bepaald door het soort drug. Ook de wijze van toedienen speelt een rol bij het verslaafd raken. De meest verslavende drugs met hun toedieningswijze in volgorde zijn:
  1. 1  roken van tabak
  2. 2  rokenvancrack/gekooktecocaïne
  3. 3  rokenofspuitenvanheroïne
  4. 4  spuitenvanamfetamine
  5. 5  snuivenvancocaïne
  6. 6  slikkenvanamfetamine
  7. 7  drinkenvanalcohol
  8. 8  rokenvancannabis
page37image22176 page37image22336 page37image22496 page37image22656 page37image22816 page37image22976 page37image23136 page37image23296
page38image1416 page38image1576 page38image1736 page38image1896 page38image2056 page38image2216 page38image2376 page38image2536
56 Drugs en alcohol Gebruik, misbruik en verslaving
page38image3424 page38image3584
9 drinkenvankoffie 10 slikken van xtc
11 slikken van lsd
12 eten van Peyote

Bron: Inaba2
Intermezzo 1.9 Screening
Er zijn diverse tests waarmee nagegaan kan worden of iemand riskant gebruikt. Deze tests zijn handig als diagnose-instrument, maar kunnen ook door gebruikers van alcohol of drugs gedaan worden om na te gaan of zij riskant gebruiken. Een positieve uitslag helpt de gebruiker om kritisch na te denken over zijn gebruik. Voor een echte diagnose moet hij natuurlijk naar zijn be- handelend arts.
Voor alcohol is er de audit. Deze test werd ontwikkeld door de WHO. Een score van acht of meer is een indicatie voor de arts om meer onderzoek te doen. De SOG meet of iemand op een proble- matische manier gokt. Voor riskant gebruik van internet is ook een test ontwikkeld. De Amsterdamse verslavingszorg instelling Jellinek ontwikkelde vier tests voor riskant gebruik van cannabis, cocaïne, amfetamine en xtc (Donders, 2006). Deze testen zijn op diverse internetsites te vinden (o.a. www.jellinek.nl) en zijn erg populair.
1.11 Beoordeling van risico’s van gebruik
Drugs zijn te beoordelen aan de hand van hun risico’s. Hierbij is een aantal criteria te noemen. Er moet gekeken worden naar de kans op verslaving, lichamelijke risico’s en de kans dat de gebruiker maat- schappelijk in de problemen komt. In Nederland beoordeelt het CAM (Coördinatiepunt Assessment en Monitoring) van de Inspectie voor gezondheidszorg de risico’s van nieuwe drugs. Het CAM gebruikt hierbij criteria als afhankelijkheid en lichamelijke risico’s (acuut en chronisch) en kijkt naar wat gebruik kan betekenen voor de volksge- zondheid (hoeveel mensen gebruiken er), de openbare orde en in hoe- verre criminelen bij productie en verspreiding betrokken zijn.
page38image20016 page38image20176 page38image20336 page38image20496 page38image20656 page38image20816 page38image20976 page38image21136
page39image1400 page39image1560 page39image1720 page39image1880 page39image2040 page39image2200 page39image2360 page39image2520
1 Wat zijn drugs en hoe werken ze? 57
page39image3448 page39image3608
Jaap van der Stel heeft ook een manier beschreven hoe drugs beoor- deeld kunnen worden (Graaff, 2003). Bij zijn beoordeling ging het om drie te beantwoorden vragen:
  1. 1  Wat is de veiligheid van het middel bij incidenteel gebruik ofwel hoe
    groot is de kans op een overdosis?
  2. 2  Hoegrootisdekansopverslaving,zowelgeestelijkalslichamelijk?
  3. 3  Welkegezondheidsrisico’szijner,hoeernstigzijndezeenhoevaak
    komen ze voor?
Als deze vragen beantwoord zijn, kan een oordeel geveld worden
over de risico’s van de drug rekening houdend met alle aspecten. De inschatting van deze risico’s is vaak erg ingewikkeld. Het gaat bij li- chamelijke stoornissen vaak om een toegenomen kans dat iemand een bepaalde aandoening krijgt. Dat wil dus lang niet zeggen dat diegene de aandoening krijgt.
Bij de beoordeling moet ook gekeken worden naar de risico’s bij matig gebruik en risico’s bij excessief gebruik. Alcohol is bijvoorbeeld bij matig gebruik relatief onschuldig, maar bij overmatig gebruik wordt het een zeer riskante drug, veel riskanter dan bijvoorbeeld cannabis. Maar ook hier is er al snel sprake van definitieproblemen. Wat is matig gebruik en hoe groot de kans dat iemand een drug matig blijft gebruiken?
Om drugs op het niveau van het individu te beoordelen en onderling met elkaar te vergelijken, kan geprobeerd worden zoveel mogelijk gegevens te verzamelen om de volgende vragen, voor zowel matig ge- bruik als excessief gebruik, te beantwoorden.

  1. 1  Wat zijn de lichamelijke risico’s op korte termijn en op lange ter-
    mijn van de drug?
  2. 2  Welke risico’s zijn er verbonden aan het feit dat de stof illegaal is?
  3. 3  Wat is de kans dat iemand door gebruik de stof gaat misbruiken of
    verslaafd raakt?
  4. 4  Wat is de kans dat iemand door gebruik maatschappelijk in de pro-
    blemen komt?
In dit boek zullen bij de bespreking van de middelen veel gegevens over deze vragen aangereikt worden.
Referenties
American Psychological Association (APA). Diagnostical and statistical Manual for Mental Disorders-IV (DSM. IV); 1994.
Brink W van den. Verslaving: een chronisch recidiverende hersenziekte. Justitie verken 2005; 32: 59-72.
page39image23032 page39image23192 page39image23352 page39image23512 page39image23672 page39image23832 page39image23992 page39image24152

page40image1400 page40image1560 page40image1720 page40image1880 page40image2040 page40image2200 page40image2360 page40image2520
58 Drugs en alcohol Gebruik, misbruik en verslaving
page40image3408 page40image3568
Dijk WK van. Alcoholisme, een veelzijdig verschijnsel. Tijds. Alc. Drugs 2 1976; 1: 26- 32.
Donders N. Verslaving als behandelbare hersenziekte. In: Donders N, Snelders S, Pie- ters T, Geelen N van, Meijman F, Stel J van der. Alcoholisme en het genetisch venster: een nieuwe kijk op alcoholverslaving? Den Haag: Sticht Maat en Ondern; 2006.
Graaff D de. Validiteit onderzoek: Test voor riskant druggebruik. Haarlem: Rescon; 2003.
Inaba DS, Cohen WE. Uppers, Downers, All Arounders. Ashland: CNS Publications; 1996.
Kerssemakers R., Schweitzer L. Drugs en Drugs. Amstelveen: Van der Meer Publishing; 2000.
Korf DJ, Nabben T, Benschop A. Trends in alcohol, tabak, drugs en gokken bij jonge Amsterdammers. Antenne 2001. Amsterdam: Rozenberg Publishers; 2002.
Korf DJ, Nabben T, Benschop A. Trends in alcohol, tabak, drugs en gokken bij jonge Amsterdammers. Antenne 2002. Amsterdam: Rozenberg Publishers; 2003.
Korf DJ, Nabben T, Leendert F, Benschop A. Tussen extase en narcose. GHB. Amster- dam: Rozenberg Publishers; 2002.
Ouwehand AW, Mol A, Kuijpers WGT, Boonzajer Flaes S. Kerncijfers Verslavingszorg 2005. Houten: Stichting Informatie Voorziening Zorg (IVZ); 2006; 1-38.
Poppelier A, Wiel A van de, Mheen D. Overdaad Schaadt, Rotterdam: IVO; 2002. Snyder SH. Psychofarmaca, hersenen onder invloed. Maastricht: Natuur en Techniek;
1989.
Stel JC van der. De beoordeling van Psychoactieve stoffen. Utrecht: GGZ Nederland;

2003.